In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5
Herhaling Lezen
Herhaling Woordenschat
Slide 1 - Tekstslide
Welke tekstdoelen ken je?
Slide 2 - Woordweb
Welke tekstsoorten ken je? Bijv. recept
Slide 3 - Woordweb
Noem een tekstdoel met bijbehorend tekstsoort?
Slide 4 - Open vraag
Theorie H5 Woordenschat
Een bekend woorddeel zoeken
Slide 5 - Tekstslide
Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. Dat kan bij:
• woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker. Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.
• woorden met een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: ongezond. Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder. Ongezond betekent dus: niet gezond.
• woorden met een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: naamloos. Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder. Naamloos betekent dus dat iets zonder naam is, het heeft geen naam.
Zo zoek je een bekend woorddeel
• Kijk welke delen van het woord jij al kent.
• Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.
• Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.
Slide 6 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een samengesteld woord?
Slide 7 - Open vraag
Geef een voorbeeld met een woord met een voorvoegsel?
Slide 8 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel?