In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Schrijfvaardigheid
Slide 1 - Tekstslide
Voorbeeld van een inleiding
Elke leerling moet op de middelbare school verplicht 2 uur per week in een leesboek lezen.
Ieder leerling heeft weleens dat hij een tekst niet begrijpt
of dat dat hij een woord niet snapt. Heel veel kinderen die boeken lezen, leren telkens om een tekst te begrijpen, en om nieuwe woorden te leren. Ik vind het een goed idee dat leerlingen op de middelbare school genoeg uren per week lezen, want veel leerlingen begrijpen teksten niet goed, en door een paar uur per week te lezen kunnen ze teksten veel beter begrijpen.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zit het ook alweer met spelling?
Word je broer ook
altijd zo gauw
kwaad?
Hij verhuisdt morgen naar Haarlem
Dat gebeurd elke dag opnieuw.
Houd je
mond nou
even!
Op welke post-it(s) is de spelling van de werkwoorden fout?
wordt
A
verhuist
B
gebeurt
C
houd
D
Slide 3 - Tekstslide
Het betoog
Slide 4 - Tekstslide
Spelling: even terugkijken! Welke uitspraken kloppen niet?
Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een D of een T.
Een voltooid deelwoord begint altijd met ge-.
Een voltooid deelwoord begint altijd met een voorzetsel.
Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpww. nodig.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een betoog?
Wat is het tekstdoel?
Wat is een stelling?
Schrijf de antwoorden op.
Zoek op!
Slide 6 - Tekstslide
Krantenbezorger
Ik ben een jongere van 16 jaar die met een stapel papier rondfietst. Zes keer per week gaat om 5.45 uur de wekker, haal ik kranten op en begin ik aan mijn bezorgrondje in ons dorp. Om 7 uur ben ik thuis, verkleed ik me, ontbijt ik en ga ik naar school.
Waarom doe ik dit? Ik wil graag bijverdienen en hiermee verdien ik twee keer zoveel als een vakkenvuller bij de supermarkt. Aan het eind van het jaar zijn er abonnees waarvan ik extra geld krijg.
Natuurlijk baal ik weleens bij regen, wind of kou maar dat hoort er een beetje bij. Soms is het zwaar meet een krantenwijk is echt zo gek nog niet.
Wat wil de schrijver met deze tekst bereiken?
Welke argumenten worden er gebruikt?
Slide 7 - Tekstslide
Een betoog heeft als tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 8 - Quizvraag
Wat moet je als schrijver doen als je tekstdoel overtuigen is?
A
Je legt uit en geeft vooral feiten
B
Je probeert een mening te geven met argumenten.
C
Je probeert lezers te overtuigen iets te gaan doen.
D
Je schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.
Slide 9 - Quizvraag
Kenmerken betoog:
Tekstdoel= overtuigen.
Schrijver geeft aan of hij het eens of oneens is met de stelling.
Betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling. De stelling moet duidelijk worden in de inleiding. Ook je korte mening.
Een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen.
In een betoog geef je in het midden aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling.
Slide 10 - Tekstslide
Een stelling:
is een zin waarover je van mening kunt verschillen.
is niet te lang.
bevat geen ontkenning.
Slide 11 - Tekstslide
Argumenten:
zijn redenen voor je mening.
je ondersteunt ze met voorbeelden.
Slide 12 - Tekstslide
Tekstdoel van een betoog is overtuigen.
Je schrijft een betoog naar aanleiding van een stelling.
Over een stelling kun je van mening verschillen.
Om je mening duidelijk te maken, gebruik je argumenten of redenen.
Bij elk argument geef je voorbeelden.
Samengevat
Slide 13 - Tekstslide
Indeling betoog:
inleiding met stelling en korte mening.
alinea 2- eerste argument met uitleg.
alinea 3- tweede argument met uitleg.
slot- je vat je argumenten kort samen en geeft een afsluitende zin.
Slide 14 - Tekstslide
Stelling: Het spelen van games is verslavend.
EENS
ONEENS
Slide 15 - Poll
Stelling:
Het spelen van games is verslavend.
Eens of niet?
Kijk op de volgende slide naar de inleiding die bij deze stelling hoort.
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld inleiding: Games zijn verslavend.
Slide 17 - Tekstslide
Stelling: Schooluniformen moeten worden ingevoerd in Nederland.
Vóór of Tegen?
Oefen met de inleiding
Kenmerken inleiding:
Leuke beginzin
Verhaaltje met daarin de stelling verwerkt
Korte mening over de stelling.
Slide 18 - Tekstslide
Een betoog schrijven tijdens de les
Schrijven tijdens de les van
op maandag 28 maart.
Nog eens naar je betoog kijken en spelling controleren: op woensdag 30 maart.
Slide 19 - Tekstslide
Kies uit één van deze stellingen:
Kinderen moeten strenger opgevoed worden.
De pauzes op deze school moeten langer worden.
Het is onmogelijk om zonder telefoon te leven.
Schrijf zelf een betoog
Slide 20 - Tekstslide
Kies uit één van deze stellingen:
Er moeten huiswerkvrije scholen komen.
Docenten moeten elke week 1 uur verplicht aan hun klassen voorlezen.
Elke jongere moet verplicht twee uur per dag bewegen.
Schrijf zelf een betoog
Slide 21 - Tekstslide
Geef je buurman of buurvrouw 1 tip en 1 top
Inleiding
Duidelijke inleiding? Leuke beginzin?
Midden
Zijn er in ieder geval 2 alinea's met per alinea 1 argument?
Slot
Staat er een samenvatting in het slot van het middenstuk?
Geef feedback
Spreek het samen door.
Titel
Staat er een titel boven de tekst?
Slide 22 - Tekstslide
Kijk je tekst zelf nog eens na op:
Inleiding
Leuke beginzin, duidelijk wat de stelling is, je hebt aangegeven of je met de stelling eens bent of niet.
Midden
Bestaat in ieder geval uit 2 alinea's.
1 alinea per argument,waarbij elk argument met voorbeelden wordt uitgelegd.
Slot
Hierin geef je (in andere woorden dan in het middenstuk) een heel korte samenvatting van je argumenten en een slotzin.
Spelling
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Bekijk daarna elk werkwoord in elke zin. Bekijk de regels van tt en vt. Pas spelling aan.