Oefenen met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
De quiz staat in LessonUp, dus pak je laptop erbij.
TIP
Bij elke vraag (toetsvraag of niet) geldt: GOED LEZEN!
Want wat wordt nou precies van jou gevraagd?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
WAT WE DEZE LES DOEN
Oefenen met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
De quiz staat in LessonUp, dus pak je laptop erbij.
TIP
Bij elke vraag (toetsvraag of niet) geldt: GOED LEZEN!
Want wat wordt nou precies van jou gevraagd?
Slide 1 - Tekstslide
REMINDER
Om correct te vervoegen kijk je naar het onderwerp.
Staat het onderwerp in het enkelvoud, dan staat de pv ook in het enkelvoud.
Staat het onderwerp in het meervoud, dan staat de pv ook in het meervoud.
En weet het verschil tussen de stam (-en) en de ik-vorm (die richt zich op de klank)
Slide 2 - Tekstslide
'De scouting (organiseren) kampen en excursies'
A
organisert
B
organiseert
C
organiseren
Slide 3 - Quizvraag
Tijdens zo'n kamp (bivakkeren) je in de natuur
A
bivakkeer
B
bivakeer
C
bivakker
D
bivakeert
Slide 4 - Quizvraag
Vogels kijken en zeldzame planten determineren: voor elke interesse (bestaan) een activiteit
A
bestaan
B
bestaande
C
bestaat
Slide 5 - Quizvraag
(vinden) jij het leuk om buiten te zijn?
A
vind
B
vindt
Slide 6 - Quizvraag
Dan (passen) scouting misschien wel bij jou
A
past
B
passt
Slide 7 - Quizvraag
Je (beleven) er leuke middagen!
A
belevt
B
beleefd
C
beleeft
D
belevd
Slide 8 - Quizvraag
Voor je het weet, (gebeuren) het dat je je inschrijft voor zo'n middag!
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 9 - Quizvraag
We gaan zo verder met de quiz
Belangrijk om te weten: de meeste leerlingen schrijven op woordbeeld. Dan vullen ze in wat goed staat.
Wat denk je? Gaat dat altijd op?
En in een toets?
[volgende slide: de zes onregelmatige ww]
Slide 10 - Tekstslide
weetwoorden
In de tabel staan zes werkwoorden. Deze ken je al. Ze worden onregelmatige werkwoorden genoemd, omdat ze afwijken van de regel(s). Je moet de afwijking uit je hoofd kennen. Deze weet je vaak al op basis van woordbeeld :)