Examentraining 9 lezen en luisteren tekst allerlei theorie / herhaling

Welkom
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Theorie oriënteren op een tekst
Leesstrategieën
Inleiding - middenstuk - slot

Slide 2 - Tekstslide

ORIËNTEREN OP EEN TEKST
Oriënteren betekent: lees de titel, bekijk eventuele plaatjes, lees de inleiding en het slot van de tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarom heeft de
schrijver deze tekst
geschreven?
A
om lezers te informeren over Anna Woltz
B
om lezers te laten nadenken over hoe het is, als je je vader niet kent
C
om lezers uit te leggen hoe Samuel enTess elkaar ontmoet hebben
D
om de lezers een boek aan te prijzen

Slide 5 - Quizvraag

Waarom heeft de schrijver
 deze tekst geschreven?

Slide 6 - Tekstslide

Waarom heeft de schrijver
deze tekst geschreven?

A
om lezers te laten nadenken of het wel goed is, om bepaalde dieren als huisdier te houden
B
om lezers te amuseren met een verhaal over een bruine beer
C
om lezers te informeren over het besluit dat je bepaalde dieren niet meer als huisdier mag houden
D
om lezers uit te leggen hoe ze het 'verboden lijstje' kunnen bestellen

Slide 7 - Quizvraag

Welk tussenkopje past bij deze tekst?
Anorexiepatiënten zijn doorgaans meisjes of jonge vrouwen. Veel huisartsen denken daarom niet aan anorexia, wanneer een jongen met gelijksoortige problemen op hun spreekuur verschijnt. Anorexia is ook minder goed te herkennen bij jongens: de symptomen zijn bij hen minder 'typisch'. Bij meisjes is het duidelijk: ze vinden zichzelf te dik, gaan lijnen en slaan daar in door. Bij jongens is het ingewikkelder en spelen vaak ook nog andere problemen mee, zoals angststoornissen en twijfels over hun identiteit.

Slide 8 - Tekstslide

Welk tussenkopje past bij de vorige tekst?
A
Meisjes lijnen teveel
B
Anorexia bij jongens
C
Twijfels over je identiteit
D
Huisartsen

Slide 9 - Quizvraag

Welk tussenkopje past het best bij deze tekst?
Inwoners van Hong Kong (China) kunnen de komende weken oog in oog komen te staan met een mega badeend. Het enorme stuk speelgoed dobbert daar in een haven. De eend is 16,5 meter hoog, dat is ongeveer vergelijkbaar met zes verdiepingen van een flatgebouw. Een Nederlandse kunstenaar heeft het project bedacht. De eend staat volgens hem symbool voor vriendelijkheid. 'We leven op één planeet, hij brengt mensen dichter bij elkaar', zegt hij in het filmpje. Eerder voer het kunstwerk al door Sydney in Australië.


Slide 10 - Tekstslide

Welk tussenkopje past het best bij de vorige tekst?
A
Nederlandse kunstenaars
B
Een groot flatgebouw
C
Enorme badeend dobbert door Hong Kong
D
Chinees speelgoed

Slide 11 - Quizvraag

Welk tussenkopje past het best bij deze tekst?
Een raadslid in de Zweedse stad Sörmland wil in zijn stad een verbod op staand plassen. Hij denkt dat zittend plassen hygiënischer en gezonder is. Het zou bovendien de gelijkheid tussen mannen en vrouwen vergroten. Tegenstanders menen dat een dergelijk verbod niet te controleren is.


Slide 12 - Tekstslide

Welk tussenkopje past het best bij deze tekst?
A
Gezonder
B
Raadsleden in Zweden
C
Een bijzonder verbod
D
Tegenstanders

Slide 13 - Quizvraag

Welk tussenkopje past het best bij deze tekst?
Fee (5 jaar) en Kick (3 jaar) waren op een veldje in Den Haag een boeket narcissen aan het plukken voor hun moeder. Twee stadswachten spraken hun oma daarop aan en deelden een bon van 130 euro uit. Volgens de stadswachten brachten de kinderen schade toe aan de bloemrijke veldjes. De geplukte bloemen werden meegenomen door de stadswachten.


Slide 14 - Tekstslide

Welk tussenkopje past het best bij deze tekst?
A
Bloemen in Den Haag
B
Stadswachten doen hun werk goed
C
Fee en Kick in het park
D
Forse boete voor het plukken van bloemetjes

Slide 15 - Quizvraag

LEESSTRATEGIEËN

Slide 16 - Tekstslide

Wat doe je eerst als je een tekst gaat lezen?
A
Zoekend lezen
B
Intensief lezen
C
Verkennend lezen
D
Globaal lezen

Slide 17 - Quizvraag

De juiste volgorde van lees strategieën zijn
A
zoekend lezen, oriënterend lezen, intensief lezen
B
intensief lezen, oriënterend lezen, zoekend lezen
C
oriënterend lezen, intensief lezen, zoekend lezen
D
intensief lezen, zoekend lezen, oriënterend lezen

Slide 18 - Quizvraag

Je hebt binnenkort een toets, na veel oefenen begrijp je de tekst volledig.
A
Verkennend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen

Slide 19 - Quizvraag

Welke leesstrategie?
Je leest een column en vraagt je af of je het er mee eens bent?
A
Globaal lezen
B
Intensief lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 20 - Quizvraag

Je bekijkt de titel, de deeltitels, de illustraties en de onderschriften. Je leest de inleiding en het slot.

Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
intensief lezen
C
globaal lezen

Slide 21 - Quizvraag

Als je moet leren voor een toets, op welke manier lees je dan?
A
Globaal lezen
B
Gericht lezen
C
Verkennend lezen
D
Intensief lezen

Slide 22 - Quizvraag

INLEIDING - MIDDENSTUK - SLOT

Slide 23 - Tekstslide

Bij deze tekst staan
drie verschillende
soorten afsluitingen.
De functie van alinea
5c (met t/m presteren) is:
A
een conclusie trekken
B
een korte samenvatting van de tekst geven
C
een toekomstverwachting noemen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het doel van de inleiding van een tekst?
A
alle belangrijke informatie geven
B
een conclusie van een tekst geven
C
korte begeleiding over hoe je een tekst moet lezen
D
korte informatie over het onderwerp en de tekst

Slide 25 - Quizvraag

Wat bevat een slotalinea in ieder geval NIET?
A
Een introductie van een nieuw onderwerp
B
Een conclusie
C
Een samenvatting
D
Een verwijzing naar het begin van de tekst

Slide 26 - Quizvraag

Wat vind je niet in een inleiding?
A
het onderwerp van de tekst
B
een anekdote (grappig verhaaltje)
C
bijzondere situatie
D
conclusie

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de
conclusie
van de
tekst?
A
Het verschilt per persoon wat het beste is.
B
Je kunt het beste wel een foto op je cv zetten,
C
Je kunt het beste geen foto op je cv zetten

Slide 28 - Quizvraag

Inleiding, middenstuk en slot helpen...
A
voor een tekst met een goede structuur
B
juiste informatie te geven
C
om een conclusie te vinden
D
om je tekst zo kort mogelijk te houden

Slide 29 - Quizvraag

Een slot bestaat altijd uit een conclusie
A
Ja, een tekst sluit altijd met een conclusie
B
Nee, er is wel altijd een slot, maar dit kan ook bijv. een samenvatting zijn
C
Nee, er is niet altijd een slot
D
Nee, een conclusie wordt nooit als slot gebruikt.

Slide 30 - Quizvraag

HERHALING

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

(Herhaling)

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de
hoofdgedachte
van deze tekst?
A
Een huisstofmijt is zo klein dat je hem met het blote oog niet eens kunt zien.
B
De meeste mensen die allergisch zijn, hebben last van een neusallergie.
C
Je kunt allergische reacties op de huismijtpoep voor een deel voorkomen, door regelmatig je beddengoed te vervangen en vaak je slaapkamerraam open te zetten.
D
Eigenlijk ben je niet allergisch voor de huisstofmijt zelf, maar voor hun poep!

Slide 33 - Quizvraag

C; Je kunt allergische reacties op de huismijtpoep voor een deel voorkomen, door regelmatig je beddengoed te vervangen en vaak je slaapkamerraam open te zetten.
Het antwoord is C omdat het probleem én de oplossing in één zin worden samengevat.

Slide 34 - Tekstslide

Wat is de aanleiding voor het schrijven van deze tekst?
Geef een ander woord voor aanleiding:
A
inleiding
B
Reden

Slide 35 - Quizvraag

Wat staat behalve het onderwerp nog meer in tekst 'Veilig naar de kermis?'?
A
De aanleiding voor het schrijven van de tekst
B
een belangrijke vraag
C
een mening over het onderwerp
D
een voorbeeld bij het onderwerp geven

Slide 36 - Quizvraag

Kernzin

Slide 37 - Tekstslide

Kernzin
  • De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea
  • De kernzin geeft aan waar een alinea over gaat
  • De kernzin vind je aan het begin of aan het eind van de alinea.
  • De andere zinnen zijn een uitwerking van de kernzin (voorbeeld of uitleg: let op signaalwoorden 'namelijk', bijvoorbeeld')

Slide 38 - Tekstslide

Wat is de kernzin?
Op 14 december heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu drie maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik bij deze mijn bestelling.
A
Op 14 december heb ik een laptop bij u besteld.
B
Dat is nu drie maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen.
C
Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails.
D
Daarom annuleer ik bij deze mijn bestelling.

Slide 39 - Quizvraag

Hoofdzaken en kernzinnen
Hoofdzaken staan meestal in de kernzinnen van alinea's.
Een kernzin vind je aan het begin of aan het eind van een alinea.
Let op: Een alinea kan meer kernzinnen hebben.

Slide 40 - Tekstslide

Voorbeeld van verduidelijking
De eerste zin is de kernzin.

 De andere zin verduidelijkt de kernzin. Dit maakt je samenvatting begrijpelijker als je het terugleest.

Slide 41 - Tekstslide

Welke zin is de kernzin van deze alinea?
A
De eerste zin
B
De laatste zin
C
De tweede zin
D
De alinea heeft geen kernzin

Slide 42 - Quizvraag

Hoe heet dit gedeelte van de tekst?
A
titel
B
inleiding
C
slot
D
kernzin

Slide 43 - Quizvraag

Hoe heet dit gedeelte van de tekst?
A
titel
B
onderwerp
C
tussenkopje
D
kernzin

Slide 44 - Quizvraag

Ik heb vooruitgang geboekt.
VRAGEN??
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll