Lesson #9

Lesson #9
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesson #9

Slide 1 - Tekstslide

Wat afspraken vooraf
Voor een goede en leerzame les:
1. Hou het volume laag en praat niet door elkaar heen;
2. Draai je niet om tijdens de uitleg;
3. Zorg voor een actieve werkhouding;

Slide 2 - Tekstslide

Table of contents
On todays schedule:
- Lesson aim
- Planning the speaking assignment
- repeating modals
- Practice and homework
- Done!


Slide 3 - Tekstslide

Lesson aim
At the end of the lesson the student:
- has practiced with modals
- has practiced with vocabulary G


Slide 4 - Tekstslide

Vocabulary practice
You know the drill!
  1. Achievement
  2. Border
  3. Charity
  4. Compete
  5. Destroy 
  6. Hard
  7. Navy
  1. Participation
  2. Obesity
  3. Prepare
  4. Several
  5. Severe
  6. Stupid
  7. Tough
  8. Topic

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gebruik je een modal (hulpwerkwoord)?
A
om een complete zin te maken.
B
om onder andere iets te verplichten, aan te geven dat je iets kan. of om advies te geven.
C
om gelijk te krijgen
D
om bezit aan te geven.

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn modals?
A
Woorden die als model staan voor de rest van de zin.
B
Modaalwoorden die de zin netter maken.
C
Werkwoorden voor de verleden tijd.
D
Hulpwerkwoorden die bij een ander werkwoord horen en de zin extra betekenis geven.

Slide 7 - Quizvraag

De modal should betekent...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies

Slide 8 - Quizvraag

Welke modal is sterker
A
Should
B
Must
C
Could
D
Can

Slide 9 - Quizvraag

De modal can/could betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies

Slide 10 - Quizvraag

Welke modal?

Verplichting
A
Must
B
Have to
C
Can
D
Should

Slide 11 - Quizvraag

Modals.
Welke zin is FOUT?
A
Daisy should eat less sweets.
B
People can bring their passports to check-in at the airport.
C
We don't have to wear a dress to the party.

Slide 12 - Quizvraag

Welke modal gebruik je in beleefdheidsvorm?
A
Can
B
Could
C
Am allowed to
D
None of the above

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord is GEEN hulpwerkwoord (modal)?
A
to be
B
must
C
can
D
have to

Slide 14 - Quizvraag

New grammar: MODALS

There are many, but here's the one's we're going to do:

1. Can/ to be able to
2. Could
3. Must/ have to/ should
First: can/ to be able to

Can = possibility, ability and request.
to be able to = only ability

Could = the formal CAN
Must = obligation
Have to = obligation
Should = pressing advice

Slide 15 - Tekstslide

Workbook
Make the following:

Chapter 2 online: extra assignments Present perfect & modals (20 questions)

Done? Continue with Slim stampen.
The future-self will thank you for the work you put in now!

Slide 16 - Tekstslide

Lesson aim
At the end of the lesson the student:
- has practiced with modals
- has practiced with vocabulary G


Slide 17 - Tekstslide