VW1_Unit2_Herhaling

Welcome to English class! 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome to English class! 

Slide 1 - Tekstslide

Welcome to English class! 
Lessonplan
  • study vocabulary 10 min
  • Form a sentence of at least 6 words using 1 vocabulary word
  • 25 min. Unit 2 grammar practice
  • blooket 10 min

Slide 2 - Tekstslide

Welcome to English class! 
Lesdoel
Na deze les kan jij, 
De grammatica uit Unit 2 toepassen en gebruiken. 

Slide 3 - Tekstslide

Study vocabulary
In complete silence please.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Form a sentence of at least 6 words using 1 vocabulary word of the list underneath.
korte broek, sjaal, een afspraak maken, heerlijk, knutselen, vlug iets eten, pendelen, reis

Slide 5 - Open vraag

Explanation: Plurals
De volgende oefeningen -  gaan over plurals. Meervouden in het Engels. 

>> Maak van het gegeven woord een meervoud. 

Uitleg kan je vinden op pagina 85 van je werkboek.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Plurals

Slide 8 - Tekstslide

Create the plural form of:
jumper (trui >truien)

Slide 9 - Open vraag

Create the plural form of:
life (leven>levens)

Slide 10 - Open vraag

Create the plural form of:
woman (vrouw > vrouwen)

Slide 11 - Open vraag

Create the plural form of:
child (kind > kinderen)

Slide 12 - Open vraag

Create the plural form of:
Mouse (muis > muizen)

Slide 13 - Open vraag

One leaf

Two _______

Slide 14 - Open vraag

One lady

Two _______

Slide 15 - Open vraag

Explanation: Present simple
Present Simple
  • Bij de volgende oefeningen moet je de hele zin opschrijven en niet alleen het antwoord.

  • Gebruik geen afkortingen!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

He ____ (to drive) to work every day.

Slide 18 - Open vraag

I ____ (not think) you are right.

Slide 19 - Open vraag

We ____ (to have) enough time?

Slide 20 - Open vraag

I ____ (to eat) cereal in the morning.

Slide 21 - Open vraag

He ____ (not - to read) the newspaper.

Slide 22 - Open vraag

____ she ____ (to dance) often?

Slide 23 - Open vraag

You ____ (not - to drink) much tea.

Slide 24 - Open vraag

How ____ he ____ (to travel) to work?

Slide 25 - Open vraag

Explanation: Demonstrative pronouns
This, That, These and Those

Welk aanwijzend voornaamwoord past het beste in de zin? Kies het juiste woord.

Slide 26 - Tekstslide

Demonstrative Pronouns

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

__ pair of shoes in the shop window looks like mine, doesn't it?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 29 - Quizvraag

Can I have one of __ cool posters up there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 30 - Quizvraag

Come and have a look at __ paintings. Aren't they beautiful?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 31 - Quizvraag

___ comedians kept us laughing all night.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 32 - Quizvraag

__ was a great idea.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 33 - Quizvraag

Deze mannen slapen in hun pyjama.

_____ ______ ______ in their pyjamas.

Slide 34 - Open vraag

Die snoepjes (candy) smaken (to taste) niet lekker.

_________ ___________ _____ ______ ________ good.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Video