3vmbo-t thema 2: H4 Bevruchting en zwangerschap

BS 4: Bevruchting en Zwangerschap
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BS 4: Bevruchting en Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van     een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
* Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen 
   noemen.
* Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
* Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen 
   ontstaan.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Bevruchting
Als sperma in de vagina komt, bewegen de zaadcellen zich met behulp van de zweepstaart naar de eicel (in de eileider).
Eicellen zijn groot, doordat ze veel reservevoedsel bevatten.
Zaadcellen zijn klein en bevatten geen voedingsstoffen. Zij halen hun energie uit de voedingsstoffen in het vocht van de zaadblaasjes. 

Slide 4 - Tekstslide

Zaadcel vs Eicel
Zaadcellen kunnen ongeveer 
3 dagen in leven blijven.
Voor bevruchting moet er in de eileider ook een eicel aanwezig zijn. 
Een eicel blijft na de ovulatie ongeveer 12 tot 24 uur in leven.

Slide 5 - Tekstslide

Het moment van bevruchting.
Als een zaadcel in de eileider een eicel tegenkomt, dringt 
de kop van de zaadcel de eicel binnen.
Als 1 zaadcel binnen is, wordt het celmembraan van de eicel meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen.

Als de kern van de zaadcel samensmelt met de kern van de eicel spreken we van Bevruchting!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De bevruchting
De zaadcellen bewegen zich naar de eileiders toe.

In de eileider kan bevruchting plaatsvinden. 
De kop van de zaadcel dringt de eicel binnen. 
DIT KAN MAAR 1 ZAADCEL ZIJN.

Het celmembraan van de eicel wordt meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen. (Dit betekend dat er niks anders meer naar binnen kan.)



 De kern van de zaadcel smelt samen met de kern van de eicel.
 Zo ontstaat één bevruchte eicel met één celkern.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bevruchting
Als een eicel is bevrucht, blijft het gele lichaam in stand. 
(het gele lichaam sterft niet af).
Deze blijft hormonen maken om te zorgen dat het baarmoederslijmvlies dik blijft en er geen menstruatie optreedt. Ze wordt niet ongesteld en is "overtijd".


Slide 11 - Tekstslide

Eerste deling
Na de bevruchting deelt de bevruchte eicel zich een aantal keren. Er komen cellen bij, maar het klompje cellen wordt niet groter.

Dit klompje cellen wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd. 
Dit proces duurt 5 tot 12 dagen.

Slide 12 - Tekstslide

Innesteling
Als het klompje cellen aangekomen is in de baarmoeder vindt de innesteling plaats. 
Het klompje cellen nestelt zich (zet zich vast) in het baarmoederslijmvlies.

De vrouw is dan zwanger.





Slide 13 - Tekstslide

Embryo
Na de innesteling groeit het klompje cellen door heel veel celdelingen (mitose) uit tot een embryo.

Zo noem je het nieuwe 
leven de eerste 8 weken 
na de bevruchting.
(niet iedereen is het hierover eens,
er wordt ook vaak gezegd de eerste
3 maanden....)





Slide 14 - Tekstslide

In het baarmoederslijmvlies zitten holten gevuld met bloed van de moeder. Hieruit kan het Embryo zuurstof en voedingsstoffen opnemen. 

Terwijl het embryo groeit ontstaat er een placenta (moederkoek) uit het weefsel van de moeder en het Embryo
Placenta

Slide 15 - Tekstslide

Placenta en navelstreng
Het bloed van de moeder en het bloed van 
het embryo stromen vlak langs elkaar, 
maar komen nooit met elkaar in aanraking.
Stoffen kunnen worden uitgewisseld. 
  • Zuurstof en voedingsstofen van moeder 
      naar het embryo
  • Afvalstoffen en CO2 van het embryo naar 
      de moeder

Slide 16 - Tekstslide

De navelstreng
De placenta is via de navelstreng verbonden met het embryo 

Navelstrengader : Hierin stroomt bloed van de placenta
naar het embryo. Rijk aan zuurstof en voedingsstoffen

Navelstrengslagaders : Hierin stroomt bloed van het
embryo naar de placenta. Rijk aan afvalstoffen en 
koolstofdioxide (CO2)



De stofwisseling vindt plaats in de placenta.

Slide 17 - Tekstslide

Vruchtvliezen en vruchtwater.
Vanaf de derde maand noem je het embryo een foetus (spreek uit: feutus). Bij een Foetus zijn alle belangrijke organen al gevormd. 

Om de foetus heen liggen 2  vruchtvliezen. Ze bestaan uit weefsel van het embryo) 
De vruchtvliezen zijn gevuld met vruchtwater. 
De foetus kan hierin gemakkelijk bewegen.
Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en verandering van de temperatuur.

Slide 18 - Tekstslide

Embryo en foetus

Slide 19 - Tekstslide

Tweelingen
Twee-eiige tweeling: Ontstaan uit 2 bevruchte eicellen. Er ontstaan 2 klompjes cellen die beide innestelen.

Eeneiige tweeling: Ontstaat uit 
1 bevruchte eicel. Tijdens de eerste 
delingen raken de cellen los van elkaar. 
Er ontstaan dan 2 losse klompjes cellen. 
Beide klompjes nestelen zich in.

Slide 20 - Tekstslide

En dan nog een feitje....

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag:

maak opdracht 1 tm 5
klaar? opdrachten 6, 7

Slide 22 - Tekstslide