Domein C2

Domein C2
9.1  Macht


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Domein C2
9.1  Macht


Slide 1 - Tekstslide

De komende lessen
- Wat is macht (9.1)
- De ongelijke verdeling van politieke participatie (9.2)
- De ongelijke verdeling van politieke macht  
- De verschillende visies op de wenselijkheid van politieke (9.3) participatie
- Theorieen over machtsverdeling in een democratie (9.4)
- Wat is gezag (9.5)

Slide 2 - Tekstslide

Actualiteit van de dag






tm 2: 14 minuut
https://twitter.com/eenbezigebij/status/1709472693366435890?s=51&t=VL9bjdOIYLJbvldnUSEVCA

Slide 3 - Tekstslide

Definitie: MACHT
Macht is het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of vergroten.

Slide 4 - Tekstslide

Macht op niveau
Macht is een relationeel begrip en komt op meerdere niveaus voor:
  • Micro niveau (individueel)
  • Meso niveau (groep)
  • Macro niveau (samenleving, nationaal of internationaal)

Slide 5 - Tekstslide

Formele & Informele macht
Formele macht 
  • Macht die iemand heeft op grond van zijn positie én is vastgelegd.
  • Bijvoorbeeld: in wetboek, schoolregels, vanuit een beroep.

Informele macht
  • Macht die iemand krijgt door uitstraling, kennis of charisma.
  • Bijvoorbeeld: Charisma, superieure denkvaardigheden/kennis of traditie.

Slide 6 - Tekstslide

Formeel of informeel?
Formeel of informeel?

Slide 7 - Tekstslide

Een docent heeft ...
A
Informele macht
B
Formele macht

Slide 8 - Quizvraag

Wat klopt niet?
A
Macht kun je op formele en informele basis hebben
B
Macht is altijd vastgelegd in de wet
C
Vrienden hebben ook een vorm van macht
D
Macht gaat niet altijd gepaard met geweld

Slide 9 - Quizvraag

Machtsbronnen
Er zijn vier type machtsbronnen:
  • Economische bronnen
  • Cognitieve bronnen
  • Affectieve bronnen
  • Politieke bronnen
zoals geld, productiemiddelen en dominantie in een internationaal handelsnetwerk; 

zoals charisma
zoals waardevolle kennis
zoals wetten en militaire middelen

Slide 10 - Tekstslide

Politieke macht
Politieke macht is het vermogen om de politieke besluitvorming te beïnvloeden

Slide 11 - Tekstslide

Macht
Machtsuitoefening door de overheid en de formele structuren van de politieke orde zijn gebaseerd op formele macht
 Zo heeft de overheid in Nederland als enige de legitieme macht over geweldsuitoefening  

Machtsverschillen spelen binnen en tussen staten een grote rol. 

Machtsevenwicht:  Wanneer actoren ongeveer evenveel macht hebben, dan kunnen zij hun wil niet opleggen aan de ander 

Machtsongelijkheid kan leiden leidt tot oorlog en geweld, zowel tussen staten als ook binnen een staat. 

Machtsvacuüm wanneer de overheid macht verliest en een burgeroorlog ontstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wanneer iemand je kan dwingen om iets te doen omdat hun macht is vastgelegd in wetten of reglementen spreek je van:
A
Informele macht
B
Formele macht

Slide 14 - Quizvraag

Domein C2

9.2  De ongelijke verdeling van politieke participatie en politieke macht  

Slide 15 - Tekstslide

Politieke participatie
Electorale participatie
  • Dit gaat om stemmen bij verkiezingen, meewerken aan verkiezingscampagne of lidmaatschap politieke partij.

Niet-electorale participatie
  • Lobbyen, contact zoeken met politicus, meedoen aan protestactie of lidmaatschap belangenorganisatie.
Electoraal betekent alles wat de verkiezingen te maken heeft. 

Slide 16 - Tekstslide

Politieke participatie
Mensen in een lagere maatschappelijke positie 
- participeren minder
- hebben minder politieke macht 
- beschikken over minder machtsbronnen om invloed uit te oefenen en te participeren
- hebben relatief minder toegang tot hogere functies in politiek en bestuur en minder participatie in de politiek.  

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

VRAAG
Een mogelijk gevolg van inkomensongelijkheid is dat in een land de lage inkomensgroepen weinig gaan stemmen tijdens verkiezingen.

Geef een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen.

Slide 19 - Tekstslide

ANTWOORD
Een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen is dat mensen uit lage inkomensgroepen in het algemeen minder vertrouwen hebben in de politiek en daardoor niet komen stemmen.

Slide 20 - Tekstslide

Domein C2
9.3 Verschillende visies op de wenselijkheid van politieke participatie 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Visies op politieke participatie
Er zijn twee visies op politieke participatie:
  1. Ontwikkelingsvisie
  2. Instrumentele visie

Slide 23 - Tekstslide

Visies op politieke participatie
  1. Ontwikkelingsvisie
  • Politieke participatie is een doel op zichzelf. Burgers willen politiek actief zijn en leren er veel van. Hun kennis, zelfvertrouwen en bekwaamheid om te participeren neemt toe wanneer zij echt betrokken zijn bij grote politieke vraagstukken. 
  • Hoe meer burgers politiek actief zijn, hoe beter  de democratie functioneert. 
  • In deze visie wordt betrokkenheid van burgers bij het politiek systeem toegejuicht. Deelname aan verkiezingen is niet voldoende. 

Slide 24 - Tekstslide

Visies op politieke participatie
2. Instrumentele visie
  • Politieke participatie is een middel om tot een politiek besluit te komen. Het is wenselijk dat burgers stemmen tijdens verkiezingen, want zo kan rekening worden gehouden met de belangen van burgers. 
  • Participatie is in deze visie wenselijk als het leidt tot beter beleid, of tot meer acceptatie van beleid. 
  • Participatie is niet altijd goed, bijvoorbeeld wanneer vooral specifieke groepen zoals wanneer politiek actieve burgers het niet accepteren wanneer zij hun zin niet krijgen. 

Slide 25 - Tekstslide

Welke theorie vindt het wenselijk dat mensen stemmen tijdens verkiezingen?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie
C
Allebei
D
Geen van beide

Slide 26 - Quizvraag

Welke theorie zag stemmen als een middel?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie

Slide 27 - Quizvraag

Welke theorie wil dat politieke participatie gestimuleerd wordt?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie

Slide 28 - Quizvraag

Domein C2
9.4 Verschillende theorieën over de machtsverdeling in een democratie 
  

Slide 29 - Tekstslide

THEORIE VAN HET PLURALISME
De moderne samenleving bestaat uit verschillende maatschappelijke groepen, die gezamenlijk verschillende belangen vertegenwoordigen.

Zo is er altijd een zekere spreiding van macht en open toegang tot politieke besluitvorming.

Slide 30 - Tekstslide

MACHTSELITETHEORIE
Er is een kleine groep personen (machtselite) die sleutelposities inneemt in de maatschappij en veel macht heeft. 

Veel macht en invloed is geconcentreerd in grote organisaties, waartegen de macht van de regering nauwelijks is opgewassen.

Slide 31 - Tekstslide

Domein C2
9.5 Gezag 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Gezag
Macht die als legitiem wordt gezien.

Legitiem:
- Als juist beoordeeld
- Aanvaardbaar volgens de wet

>> Geaccepteerde macht

Slide 34 - Tekstslide

Gezag
Gezaghebbende mensen of instanties hebben macht, want hun volgers doen wat zij willen, maar het is geen macht gebaseerd op dwang. 
Het is macht die als legitiem ervaren wordt, zowel door de gezaghebbende als door degenen die deze volgen of gehoorzamen.

Slide 35 - Tekstslide

Hoe krijg je gezag?
Gezag kan een persoon ontlenen aan:
  1. kwaliteiten die aan de actor worden toegeschreven
  2. de positie die deze actor in een organisatie inneemt; 
  3. de prestaties die aan hem toegeschreven worden. 

Slide 36 - Tekstslide

Gezag ontwikkelen
Het opbouwen van gezag is een langzaam proces. Verliezen van gezag gaat echter vaak erg snel.

Politici hebben veel belang bij gezag. Politiek gezag betekent dat mensen accepteren wat er door de politiek besloten is.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

VRAAG
Een mogelijk gevolg van inkomensongelijkheid is dat in een land de lage inkomensgroepen weinig gaan stemmen tijdens verkiezingen.

Geef een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen. Gebruik in je verklaring het kernconcept gezag. (2p)

Slide 39 - Tekstslide

ANTWOORD
Mensen uit de lage inkomensgroepen kunnen er weinig vertrouwen in hebben dat de overheid maatregelen neemt om hun (maatschappelijke) positie te verbeteren. 

Weinig vertrouwen kan betekenen dat de lage inkomensgroepen de macht van de overheid om hun (maatschappelijke) positie te verbeteren als minder legitiem beschouwen. Het gebrek aan gezag dat lage inkomensgroepen toekennen aan de overheid kan dan een verklaring zijn om niet te stemmen.

Slide 40 - Tekstslide