3VD Semaine 05 60M LV & MV vervangen

Welke vraag stel je in het Nederlands ook al weer om het lijdend voorwerp te vinden?

Hij ziet zijn zus.
A
Wie + persoonsvorm?
B
Wat + persoonsvorm?
C
Wie /Wat + persoonsvorm + onderwerp?
D
Wie/Wat + persoonsvorm?
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke vraag stel je in het Nederlands ook al weer om het lijdend voorwerp te vinden?

Hij ziet zijn zus.
A
Wie + persoonsvorm?
B
Wat + persoonsvorm?
C
Wie /Wat + persoonsvorm + onderwerp?
D
Wie/Wat + persoonsvorm?

Slide 1 - Quizvraag

Waar in de zin staat het pers. vnw. dat het lijden voorwerp vervangt? Kies het beste antwoord.
A
Direct voor de persoonsvorm.
B
Direct voor de infinitief.
C
Direct voor de persoonsvorm tenzij er een infinitief in de zin staat.
D
Direct voor de persoonsvorm (ook bij ontkenning) tenzij er een infinitief in de zin staat, dan direct voor infinitief.

Slide 2 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul regarde la vidéo.

Slide 3 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul ne regarde pas la vidéo.

Slide 4 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul a regardé la vidéo.

Slide 5 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul veut regarder la vidéo.

Slide 6 - Open vraag

Geef aan welke van de onderstaande werkwoordsvorm de infinitief is:
A
écouter = luisteren
B
nous écoutons = wij luisteren
C
tu écoutais = jij luistert
D
j'écouterais = ik luisterde

Slide 7 - Quizvraag

Hoe herken je een meewerkend voorwerp in het Frans?

Slide 8 - Open vraag

Waar in de zin staat het pers. vnw. dat het meewerkend voorwerp vervangt? Kies het beste antwoord.
A
Direct voor de persoonsvorm.
B
Direct voor de infinitief.
C
Direct voor de persoonsvorm tenzij er een infinitief in de zin staat.
D
Direct voor de persoonsvorm (ook bij ontkenning) tenzij er een infinitief in de zin staat, dan direct voor infinitief.

Slide 9 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul donne 5 euros à son ami.

Slide 10 - Open vraag

Vervang het meewerkend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul ne donne pas 5 euros à son ami.

Slide 11 - Open vraag

Vervang het meewerkend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul a donné 5 euros à son ami.

Slide 12 - Open vraag

Vervang het meewerkend voorwerp en zet het op de juiste plek in de nieuwe zin.

Paul veut donner 5 euros à son ami.

Slide 13 - Open vraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden gebruik je om een lijdend voorwerp te vervangen?
A
me, te, le, la, l', nous, vous, les
B
C
me, te , lui, nous, vous, leur

Slide 14 - Quizvraag