Chapitre 3 2 havo B & C

Chapitre 3 2 havo B & C
Mode

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 65 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 3 2 havo B & C
Mode

Slide 1 - Tekstslide

le temps, la date, l'heure
Quel temps fait-il?
Quelle est la date?
Quelle heure est-il?

Slide 2 - Tekstslide

Les devoirs
fais: exercice 4 à 8 (Source A)
apprends: Vocabulaire B
révise: vocabulaire A

Slide 3 - Tekstslide

Les devoirs
apprendre vocabulaire A, chapitre 3

Slide 4 - Tekstslide

Vocabulaire A, chapitre 3
l´hiver (de winter)
l'anniversaire (de verjaardag)
le centre commercial (het winkelcentrum)
acheter (kopen)
moche (lelijk)
la robe (de jurk) / belle (mooi)
le short de bain (de zwembroek)
Tu fais quelle taille? (Welke maat heb je?)

Slide 5 - Tekstslide

Les devoirs vwo

apprendre vocabulaire A, chapitre 3

Slide 6 - Tekstslide

Vocabulaire A, chapitre 3 vwo
essayer (passen)
l'anniversaire (de verjaardag)
le marché (de markt)
viens (kom)
moche (lelijk)
la robe (de jurk) / belle (mooi)
le vêtement / le short de bain (het kledingstuk / de zwembroek)
Tu fais quelle taille? (Welke maat heb je?)

Slide 7 - Tekstslide

célèbre
né(e)
la rue
les baskets blanches
les ados
devant
les chaussures brunes

Slide 8 - Sleepvraag

Vocabulaire B, chapitre 3
célèbre (beroemd)
né(e) (geboren)
la rue (de straat)
les ados (de jongeren/tieners)
les baskets blanches (de witte sneakers)
les chaussures brunes (de bruine schoenen)
devant (voor, van plek) avant (voor, van tijd)

Slide 9 - Tekstslide

mettre
l'argent de poche
rigolo
les baskets blanches
la semaine
tout de suite
les bottes brunes

Slide 10 - Sleepvraag

Vocabulaire B, chapitre 3 vwo
mettre (aandoen / aantrekken / (neer)zetten))
l'argent de poche (zakgeld)
rigolo / drôle (lollig / grappig)
la semaine (de week)
les baskets blanches (de witte sneakers)
les bottes brunes (de bruine laarzen)
tout de suite (direct / meteen)

Slide 11 - Tekstslide

Les objectifs
Ik ken de kleuren in het Frans. 
Ik ken enkele kledingstukken in het Frans. 
Ik ken de getallen t/m 1000 in het Frans. 
Ik kan iets kopen in een kledingwinkel.
Weet je hoe je een ou en een (e)au(x) moet uitspreken.
 
 

Slide 12 - Tekstslide

Les chiffres jusqu'à 1000
70 = soixante-dix
80 = quatre-vingts
90 = quatre-vingt-dix
100 = cent
110 = cent dix
122 = cent vingt-deux
133 = cent trente-trois
144 = cent quarante-quatre
155 = cent cinquante-cinq
166 = cent soixante-six
211 = deux cents et onze
324 = trois cents vingt-quatre
467 = quatre cents soixante-sept
535 = cinq cents trente-cinq
684 = six cents quatre-vingt-quatre
777 = sept cents soixante-dix-sept
856 = huit cents cinquante-six
941 = neuf cents quarante et un
1000 = mille

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Les couleurs
Rose
Rouge
Blanc(he)
Vert
Gris
Clair(e)
Orange
Violet
Noir
Foncé(e)
Jaune
Bleu
licht
donker

Slide 15 - Sleepvraag

Les chaussettes noires
le pantalon beige
la jupe beige
le pull bleu
les baskets rouges et blanches
les lunettes (de soleil) noires
les bottes noires
la robe bleue
le manteau rose
la chemise bleue foncée

Slide 16 - Sleepvraag

Lire B - Les Baskets
Faites: exercice 9 à 12
Fini? fais tes propres baskets!


Slide 17 - Tekstslide

Au travail Bron B exercice 13 havo
13a: plus ou moins
13b: parler
13c: cijferpuzzel
13d: zelf
13e: baskets! jeu en classe
13f: jeu en classe les papiers

Slide 18 - Tekstslide

Loto!
Les chiffres 70 jusqu'à 100

Slide 19 - Tekstslide

vwo

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

A1: On va en ville ce weekend?


A2: Comment tu trouves ce / cette jean / robe / jupe / pantalon / manteau / chemise / pull bleu(e) / rouge / vert(e) / jaune / noir(e) / etc.?
A3: (getal tussen de 20 en 100)  euros seulement!
A4: Tu fais quelle taille?
A5: Tu veux l'acheter?

B1: Oui, je voudrais acheter un nouveau jean / pantalon / manteau / pull ... une nouvelle robe / jupe / chemise

B2: Pas mal! Il / Elle coute combien?
B3: Ce n'est pas cher
B4: Je fais du XS / S / M / L / XL
B5: Oui, il est beau / elle est belle
Non, il / elle est trop grand(e) / petit(e)

Slide 22 - Tekstslide

écrire
1. Schrijf dat je een groene broek wil kopen.
2. Schrijf op welke maat je hebt.
3. Schrijf op dat de broek te klein is.
4. Vraag naar de prijs.
5. Bedank en neem afscheid



Slide 23 - Tekstslide

C Exercices 14 & 15
14a & b & c prononciation 
14e On va en ville / au cinéma / à la piscine / au café / au restaurant ce weekend / samedi / cet après-midi / demain?
 Comment tu trouves ce / cette jean / robe / jupe / pantalon / manteau / chemise / pull bleu(e) / rouge / vert(e) / jaune / noir(e) 
15: in duo's

Slide 24 - Tekstslide

Tout compris?
Ik ken de kledingstukken in het Frans.
Ik ken de getallen t/m 1000 in het Frans.
Ik kan iets kopen in een kledingwinkel.
Weet je hoe je een ou en een (e)au(x) moet uitspreken.
 

Slide 25 - Tekstslide

Les devoirs
Fais 9 à 15
Apprends: phrases C
Révise: vocabulaire A + B

Slide 26 - Tekstslide