herhaling 3/4 en keuze vz, pers vnw, der, ein-gruppe

Persoonlijke voornaamwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk:
Meine Oma hat mir eine neue Jacke gegeben.
Mijn oma heeft mij een nieuwe jas gegeven.

Warum lachst du mich aus?
Waarom lach je mij uit?

Slide 2 - Tekstslide

Zin 1 gebuik meewerkend voorwerp
Zin 2 geruik lijdend voorwerp
In een overzicht...

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht: Vertaal de persoonlijke voornaamwoorden: In tweetallen!
Ik stuur haar een brief
Ich schicke ... einen Brief

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herr Holler verkauft (hem) sein Auto
A
er
B
ihm
C
ihn
D
es

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir verraten (jullie) nicht, was der Überraschung ist!
A
ihr
B
ihnen
C
euch
D
sie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sie hat schon einmal gelogen. Glaubst du (haar) jetzt?
A
sie
B
uns
C
ihnen
D
ihr

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kann ich (u) helfen?
A
Sie
B
sie
C
Ihnen
D
ihnen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels met de vierde naamval (lv)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

durch
für
gegen
ohne
um
bis
entlang
door
voor
tegen
zonder
om
tot
langs, voorbij

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: Vul op het uitgedeelde formulier de vertaling in!
Beispiele
Ohne dich kann ich nicht leben
Er hat Blumen für mich gekauft
Ich denke, ich bin euch entlang gelaufen!


timer
0:03

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels met de derde naamval (MV)  meewerkend voorwerp

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
gegenüber
entgegen
uit
bij
mee
naar (richting)
sinds
van
naar (personen)
behalve
tegenover
tegemoet

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht: Vul op het uitdeelde fomulier de vertaling in!
Beispiele
Kommst du heute zu mir?
Mit euch kann man immer lachen
Außer ihm kam niemand zu meiner Party



schema
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een overzicht...
3de: aus bei mit nach seit von zu außer gegenüber entgegen
4de: durch für gegen ohne um entlang

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels waarbij je kan kiezen:
Keuzevoorzetsels!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

an                           aan
auf                          op
hinter                    achter
neben                   naast
in                            in, naar(toe)
über                      boven, over
unter                     onder
vor                         voor (plaats)
zwischen              tussen
Beweging in de zin: +4 (wohin?)

Stilstand in de zin en bij tijdbepaling: +3 (wo, wann?)

Geen wo/wohin/wann?: 
+3 /+4(auf über)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beispiele:

Die Katze springt über den Stuhl und landet auf dem Tisch

Er parkt sein neues Rad hinter das Haus und stellt es gegen die Wand

An dem Tag kam er.
Wartetest du gestern lange auf dem Bus?

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik der en ein gruppe!

Das Schiff fuhr unter (de) Brücke hindurch.
A
der
B
die
C
den
D
dem

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Auf (sommige) Autobahn(v) passiert manchmal ein schrecklicher Unfall.
A
einen
B
einer
C
einem
D
eine

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noch vor (deze) Winter (m) will ich Winterreifen kaufen.
A
dem
B
den
C
der
D
die

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In (onze) Schule hat Sophie von (haar) Haustier erzählt
A
unsere, ihrem
B
unsere, ihren
C
unserer, ihrem
D
unserer, ihrer

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wann fährst du zu (zijn) Tante?
A
seine
B
seinen
C
seiner
D
seinem

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir wollten nicht über (haar) reden, aber wir machten es trotzdem
A
sie
B
ihr
C
ihre
D
ihrer

Slide 24 - Quizvraag

Geen wo wann wohin? auf en über +4!!!