les donderdag 14 januari 2021 klas 1 mavo

Wat betekent : het zuivelproduct ?
A
de eieren
B
wat uit melk gemaakt wordt
C
het vlees
D
waar iets vandaan komt
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat betekent : het zuivelproduct ?
A
de eieren
B
wat uit melk gemaakt wordt
C
het vlees
D
waar iets vandaan komt

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent : het project ?
A
streekgebonden
B
het voorbereiden en organiseren van activiteiten
C
de aanwezige mensen
D
iets wat iemand doet

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent : de royalty ?
A
de leden van een koninklijke familie
B
het voorbereiden en organiseren van activiteiten
C
veel geld hebben
D
veel geld verdienen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent : delicatesse ?
A
waar iets vandaan komt
B
iets moeilijks
C
streekgebonden
D
iets bijzonders dat heel erg lekker is

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent : de herkomst ?
A
iemand uit het buitenland
B
waar iets vandaan komt
C
het voorbereiden en organiseren van activiteiten
D
iemand die in een ander land gaat wonen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent : de expositie ?
A
iets buiten
B
een bom die barst
C
de tentoonstelling
D
streekgebonden

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent : aanslaan ?
A
boos worden
B
de deur dicht doen
C
aanwezige zijn
D
succesvol zijn

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent : illustreren ?
A
het voorbereiden en organiseren van activiteiten
B
streekgebonden
C
duidelijk maken
D
voorlezen

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent : het object ?
A
het voorbereiden en organiseren van activiteiten
B
de aanwezige mensen
C
de auto
D
het voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent : regionaal ?
A
streekgebonden
B
ongeveer
C
in het buitenland
D
het voorbereiden en organiseren van activiteiten

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent : overeenstemmen met ?
A
discussiëren
B
het voorbereiden en organiseren van activiteiten
C
verschillende meningen hebben
D
op elkaar lijken

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent : lekkernij ?
A
een bord met spaghetti
B
iets dat heel lekker is
C
gedoe
D
een zacht gekookt ei

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent : de religie ?
A
de kerk
B
de dominee
C
de godsdienst
D
de imam

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent : een zacht ei (fig.) ?
A
een zacht gekookt ei
B
een ongekookt ei
C
iemand die alles goed vindt
D
iemand die snel boos is

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent : het circus (fig.) ?
A
de godsdienst
B
gedoe
C
een circusvoorstelling
D
de circustent

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent : een warm bad (fig.) ?
A
de godsdienst
B
in warm water liggen
C
ongeveer
D
prettig, aangenaam gevoel

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent : de melkveehouderij ?
A
de godsdienst
B
het bedrijf dat vee houdt voor de melkproductie
C
de aanwezige mensen
D
het melken van een koe

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent : exact ?
A
precies
B
ongeveer
C
later
D
vroeger

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent : het vee ?
A
het hert
B
de kat
C
de nuttige huisdieren
D
de beren

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent : circa ?
A
rondom
B
ongeveer
C
later
D
precies

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent : getuige zijn van ?
A
voor de rechter komen
B
zien
C
de aanwezige mensen
D
bij de politie

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent : agrarisch ?
A
ongeveer
B
wat met het boerenbedrijf te maken heeft
C
de boerderij
D
het weiland

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent : het publiek ?
A
de aanwezige mensen
B
waar iets vandaan komt
C
de boerderij
D
de godsdienst

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent : het programma ?
A
een krant
B
de televisiegids
C
de lijst van wat er gaat gebeuren
D
iets wat je wilt doen

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent : het feestvarken zijn ?
A
het middelpunt van het feest zijn, persoon zijn om wie het feest gevierd wordt
B
als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
C
nu begint de ruzie, de ellende
D
als er geen toezicht is, doen kinderen dingen die niet mogen

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent : nu heb je de poppen aan het dansen ?
A
als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
B
nu begint de ruzie, de ellende
C
het middelpunt van het feest zijn, persoon zijn om wie het feest gevierd wordt
D
als er geen toezicht is, doen kinderen dingen die niet mogen

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent : als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel ?
A
nu begint de ruzie, de ellende
B
als er geen toezicht is, doen kinderen dingen die niet mogen
C
het middelpunt van het feest zijn, persoon zijn om wie het feest gevierd wordt
D
het middelpunt van het feest zijn, persoon zijn om wie het feest gevierd wordt

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent : de bloemetjes buitenzetten ?
A
als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
B
als er geen toezicht is, doen kinderen dingen die niet mogen
C
het middelpunt van het feest zijn, persoon zijn om wie het feest gevierd wordt
D
flink feestvieren

Slide 28 - Quizvraag