herhalingsles basisstoffen 1, 2, 3

Welkom
Pak je boek, je IPad en log alvast in!


1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak je boek, je IPad en log alvast in!


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
Absentie
Herhaling vorige lessen
Wat hebben we tot nu toe geleerd?
Uitleg
Samen lezen van de tekst
Maken van de opdrachten (huiswerk)
(als we al klaar zijn: nakijken van de opdrachten)
Afsluiten (laatste 5 min) 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 4 'De bloedsomloop'
  1. Bloed
  2. De bloedvaten
  3. De bloedsomloop
    herhaling basisstof 1, 2 en 3
  4. Het hart
  5. De nieren en samenhang
  6.  Afweer
    Proeftoets en werk controle
  7. Toets

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar hebben we het tot nu toe over gehad?
- Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun functies: haarvaten, slagaders en aders
- Je weet waar bloed uit bestaat: Bloedplasma, bloedcellen en bloedplaatjes. 
- Je kunt de namen noemen van het bloedvatenstelsel. 

 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg basisstof 1 'Bloed'
DE SAMENSTELLING VAN BLOED:
Waar bestaat bloed uit?
  1. Bloedplasma
  2. Bloedcellen (Rood en wit)
  3. Bloedplaatjes

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplasma: 
- vervoert stoffen naar de rest van je lichaam bijvoorbeeld: voedingsstoffen en afvalstoffen
- Hier zitten water en opgeloste stoffen
- Ziet er gelig uit 
- Het is een vloeistof

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen:
- Er zitten heel veel meer rode dan witte bloedcellen in je bloed.
- Als je er te weinig hebt, kun je vermoeid raken.
- Het zijn ronde schijfjes. 
- Hebben een vaste vorm (ze veranderen dus niet)
- Ze vervoeren zuurstof.
- Nemen in de longen zuurstof op
en geven het af op andere plekken. 
  

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Witte bloedcellen:
- Pakken ziekteverwekkers aan. 
( Ziekteverwekkers zijn bacteriën die zorgen dat je ziek wordt.)
- Er zitten er minder in je bloed dan rode bloedcellen.
- Ze kunnen door openingen van 
de wand van kleine bloedvaten. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes
- Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen die uit elkaar zijn gevallen. Ze hebben geen celkern.
- Ze zorgen ervoor dat bloed stolt. 
(bloedstolling = dicht maken van een
wondje)

1 rode cel, 2 witte en 4 bloedplaatjes

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg basisstof 2 'Bloed'
Je kunt drie typen bloedvaten opnoemen. 
  1. slagaders
  2. aders
  3. haarvaten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders: 
- Het hart stuurt bloed naar de
slagaders. 
- Dit bloed bevat zuurstofrijk bloed.
(In plaatjes zijn dat de rode vaten)
(Blauw = zuurstof arm)
- Ze liggen diep in het lichaam.  

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aders:
- Via de haarvaten krijgen de aders
het bloed met de afvalstoffen
(bijv koolstofmonoxide) en
vervoeren dit naar de longen
om daar weer zuurstof te krijgen. 
- In een plaatje aangegeven met
blauw. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haarvaten:
- Slagaders brengen het zuurstofrijke bloed naar de organen. (Lever, darmen, huid enz)
- Bij de organen vertakken de grote slagaders in kleine bloedvaten: de haarvaten.  
- De haarvaten geven zuurstof en
voedingsstoffen aan de organen. 
- De organen geven afvalstoffen aan 
de haarvaten. 
  

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg basisstof 3 'De bloedsomloop'
Bloedvatenstelsel = Alle bloedvaten van een mens en het hart
Bloedsomloop = Het stromen van het bloed door het lichaam
namen van het bloedvatenstelsel

 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Namen van de bloedvaten
Slagaders = deze vaten lopen VAN het hart af, NAAR de organen.
Het bloedvat NAAR de lever, noem je de leverslagader
Het bloedvat NAAR de darmen, noem je de darmslagader.
   

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Namen van de bloedvaten
Aders = deze vaten lopen NAAR het hart, VAN de organen af.
Het bloedvat VAN de lever, noem je de leverader
Het bloedvat VAN de darmen, noem je de darmader.
   

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aparte namen:
aorta: de grootste slagader van het lichaam. Deze begint bij het hart. De vertakkingen gaan naar de organen. 
Holle ader: na de organen verzamelen alle
vertakkingen zich in deze ader. De holle ader
loopt naar het hart. 

  

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de bloedsomloop
dubbele bloedsomloop = het gaat
2x door het hart heen. 
Kleine en grote bloedsomloop samen. 
Kleine bloedsomloop = tussen hart
en longen
Grote bloedsomloop = tussen hart
en de rest van het lichaam. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kleine bloedsomloop:
A
beslaat het hele lichaam
B
beslaat alleen de longen en het hart

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De dubbele bloedsomloop heet zo, omdat...
A
Het bloed 2x door het hart gaat
B
Het bloed gaat door 2 benen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen die uit elkaar gevallen zijn.
A
Waar
B
onwaar

Slide 21 - Quizvraag

toetsvraag: alleen anders geformuleerd. 
De grootste slagader in je lijf, heet de:
A
holle ader
B
aorta

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloed bestaat uit: Bloedplasma, bloedplaatjes en bloedcellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk.
A
Waar
B
onwaar, dat doen witte bloedcellen

Slide 24 - Quizvraag

toetsvraag: alleen anders geformuleerd. 
Wat is de functie van bloedplasma?
A
Het vervoert stoffen
B
Het vervoert zuurstof

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van rode bloedcellen?
A
Ze vangen ziektewekkers
B
Ze vervoeren zuurstof
C
Ze vervoeren stoffen
D
Het zorgt voor bloedstolling

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van witte bloedcellen?
A
Het vervoert stoffen
B
Het vervoert zuurstof
C
Het maakt ziektewekkers onschadelijk
D
Het zorgt voor bloedstolling

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn sommige bloedvaten dik en elastisch?
A
Ze stromen uit de kamers. Daar is de bloeddruk hoog.
B
Ze komen in de boezems uit. De bloeddruk is hier laag.

Slide 28 - Quizvraag

toetsvraag: alleen anders geformuleerd. 
Wat is de functie van bloedplaatjes
A
Ze vangen ziektewekkers
B
Ze vervoeren zuurstof
C
Ze vervoeren stoffen
D
Het zorgt voor bloedstolling

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de grootste ader in je lijf heet:
A
holle ader
B
aorta

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De holle ader die van boven komt, heet...
A
onderste holle ader
B
bovenste holle ader

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er anders aan deze bloedsomloop?
A
Dit is een dubbele bloedsomloop net als bij de mens.
B
Dit is een enkele bloedsomloop. Zoals bij een vis. Het gaat maar 1x door het hart.

Slide 32 - Quizvraag

toetsvraag: alleen anders geformuleerd. 
Hoe noem je het bloedvat naar je been
A
Beenslagader
B
beenader

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat naar je hand
A
handslagader
B
handader

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de longen (zuurstofrijk) gaat ons bloed eerst door
ons hart. (Dubbele bloedsomloop) Bij de vis gaat
het bloed na de kieuwen door naar de organen.
Waarom is de bloeddruk daar hoger bij de vis
dan bij de mens?
A
Het bloed hoeft bij de mens alleen maar naar het hart. Pas na het hart wordt de bloeddruk hoger.
B
Het bloed bij een vis moet meteen door zijn lichaam. Daar is kracht voor nodig.

Slide 35 - Quizvraag

toetsvraag: alleen anders geformuleerd. 
Haarvaten zorgen voor:
A
ze geven zuurstofarm bloed aan de organen
B
ze geven zuurstofrijk bloed aan de organen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van slagaders?
A
Ze vervoeren zuurstofrijk bloed van longen naar de rest van je lijf.
B
Ze vervoeren zuurstofarm bloed van longen naar de rest van je lijf.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De longen geven zuurstof af aan de:
A
Slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke organen zie ik hier?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er staat een 1 bij het blauwe bloedvat. Wat betekent dat?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De longen krijgen zuurstofarm bloed van de:
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedvaten zijn het grootst en liggen diep in je lichaam?
A
Slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat die van je hand af gaat?
A
handader
B
handslagader

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat die van je been af gaat?
A
Beenslagader
B
beenader

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bovenste holle ader heet zo omdat alle aders hierin samenkomt die boven je hart zitten.
A
waar
B
onwaar

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies