5.7 grammatica zinsdelen: bijwoordelijke bepaling

Donald Trump lijkt de winnaar te zijn bij de presidentsverkiezingen in Amerika
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Donald Trump lijkt de winnaar te zijn bij de presidentsverkiezingen in Amerika

Slide 1 - Tekstslide

Donald Trump lijkt de winnaar te zijn bij de presidentsverkiezingen in Amerika

Slide 2 - Tekstslide

bij de presidentsverkiezingen
en
in Amerika
noemen we bijwoordelijke bepalingen

Slide 3 - Tekstslide

5.7

Grammatica zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling
Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet ik wat een bijwoordelijke bepaling is.

  • kan ik een bijwoordelijke bepaling herkennen en benoemen in een zin.

Slide 5 - Tekstslide

Een bijwoordelijke bepaling
  • Eerder gevonden zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort:

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 9 - Tekstslide

Je vind de bijwoordelijke bepaling dus door vragen te stellen aan over de zin:
  • waar
  • wanneer
  • hoe
  • hoeveel
  • waarom
  • waarheen
  • waardoor
  • waarmee 

Slide 10 - Tekstslide

Ober, breng mij eens snel een glas water, alsjeblieft.
Ober =
A
bijwoordelijke bepaling
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
onderwerp

Slide 11 - Quizvraag

Ober, breng mij eens snel een glas water, alsjeblieft.
Mij =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 12 - Quizvraag

Ober, breng mij eens snel een glas water, alsjeblieft.
een glas water =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 13 - Quizvraag

Ober, breng mij eens snel een glas water, alsjeblieft.
snel =
A
bijwoordelijke bepaling
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
onderwerp

Slide 14 - Quizvraag

Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
Aan jou =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Ik zal de anderen heus niets vertellen morgen.
morgen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 16 - Quizvraag

Ik zal de anderen heus niets vertellen morgen.
de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 17 - Quizvraag

Verander toch eens iets aan die haren van je !
aan die haren van je =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk voor a.s. maandag 11 november
Maak van paragraaf 5.7 opdracht 1 t/m 6

Nu gaan we lezen!

Heb je Tien dagen in een gestolen auto al uit? Dan mag je beginnen met de huiswerkopdrachten. 

Slide 20 - Tekstslide