Thema 5.1: Werken




Thema 5.1
Werken




Voor-Entrée - Burgerschap
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapsonderwijsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




Thema 5.1
Werken




Voor-Entrée - Burgerschap

Slide 1 - Tekstslide

Kies 1 Thema 5 werk
Wat weet je al van:
WERKEN

Slide 2 - Woordweb

Vraag de leerling wat hij/zij al weet van werken. Misschien heeft de leerling al een bijbaantje. Vraag eventueel ook wat hij/zij voor werk doet en waarom.
Leerdoelen
Aan het eind van deze les weet je...

...dat je verschillende dingen belangrijk kunt vinden aan werk.
...wat het verschil is tussen een werkgever en werknemer.
...wat er met stage lopen wordt bedoeld. 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les. 
Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken
Je kunt verschillende dingen belangrijk vinden aan werk:
- je verdient geld.
- je vindt het leuk.
- wat voor werk je doet.
- ...
arbeid
Een ander woord voor werken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij al werk?
(zeg ook wat voor werk je doet)

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor werk zou jij later willen doen?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten werk
Er zijn drie verschillende soorten werk:
1. Betaald werk
2. Onbetaald werk
3. Vrijwilligerswerk

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgever
Als je bij een bedrijf of organisatie werkt. Is het bedrijf waarvoor je werkt jouw werkgever

In Nederland noemen we dit een baas.
werkgever
Het bedrijf of de organisatie waarvoor je werkt.
bedrijf
Daarmee bedoelen we een zaak, zoals een winkel. Of een fabriek, waar producten gemaakt worden. 
BOSS
baas
De persoon waarvoor je werkt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat de ooievaar die baas wordt werkgever en werknemer is.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werknemer
Als je bij een bedrijf of organisatie werkt, ben je werknemer
werknemer
Als je bij een bedrijf of organisatie werkt ben je een werknemer.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Welke beroepen zie je?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem zoveel mogelijk beroepen die je kent.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stage lopen
Tijdens een opleiding loop je stage bij een bedrijf. Je leert dan:
- wat het werk inhoudt 
- hoe het is om bij een bedrijf te werken
stage lopen
Dit betekent dat je bij een bedrijf leert wat het werk inhoudt en hoe het is om bij een bedrijf te werken. 
opleiding
De studie die je doet om een beroep uit te kunnen oefenen. Bijvoorbeeld een opleiding voor kappers, leraar en dergelijke. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrijwilligerswerk
Dit is vrijwillig werk waarbij je iets doet voor een ander. Je krijgt daar geen geld voor.
vrijwillig
Iets uit vrije wil doen. Niet omdat het moet, maar omdat het kan. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:40
Wat is een ander woord voor werk?
A
Loon
B
Vakantie
C
Arbeid
D
Zekerheid

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:40
Vanaf welke leeftijd tot welke leeftijd werken mensen meestal?
A
Ongeveer 15 tot 60 jaar.
B
Ongeveer 15 tot 65 jaar.
C
Ongeveer 20 tot 70 jaar.
D
Ongeveer 20 tot 65 jaar.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:04
Welke basisbehoefte vind jij het belangrijkste?
KIES UIT: inkomen - zekerheid - regelmaat -
sociale contacten - waardering - ontplooiing

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:24
Wat is een ander woord voor inkomen?
A
Ergens naar binnen gaan.
B
Dat je kan zijn wie je wilt zijn.
C
Het werk dat je doet.
D
Het geld dat je verdient.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:42
Wat wordt er bedoeld met zekerheid?
A
Dat je een huis kan kopen.
B
Dat je zeker bent van een baan.
C
Dat je zelfverzekerd bent.
D
Dat je altijd je handen moet wassen na het plassen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:02
Door een baan krijg je regelmaat. Dat is een duidelijke verdeling tussen ...
A
Je werk tijd en pauze tijd.
B
Je werk tijd en vrije tijd.
C
Je slaap ritme blijft goed, nooit meer moe.
D
Er is geen verdeling.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:25
Wat zijn sociale-contacten?
A
Het contact met andere mensen, zoals je collega's.
B
Het contact met je vrienden.
C
Het contact met je ouders.
D
Het contact met mensen om je heen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:47
Waarom zou waardering voor je werk belangrijk zijn?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

03:13
Wat is ontplooiing?
A
Dat je jezelf kan ontwikkelen.
B
Dat je vanzelf een betere baan krijgt.
C
Dat je niet hoeft te werken.
D
Dat je rimpels krijgt.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:37
Vind je belangrijk dat het werk wat je doet ook leuk is?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

03:37
Het werk dat je doet, wordt onderdeel van je identiteit.
Wat is identiteit?
A
Hetzelfde zijn als iets anders.
B
Wie je ouders zijn.
C
Dat je het leuk vindt om te doen.
D
Wie je bent.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Discussie
'We zijn het erover eens dat we allemaal verschillen van mening.'

Steek je vinger op.
Laat elkaar uitpraten.
Luister naar elkaar.
Blijf vriendelijk.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als ik geen geld nodig zou hebben, zou ik niet gaan werken.
A
Eens
B
Oneens

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind vrije tijd belangrijker dan werken.
A
Eens
B
Oneens

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou me nutteloos voelen als ik geen werk had.
A
Eens
B
Oneens

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind het belangrijk om waardering te krijgen voor mijn werk.
A
Eens
B
Oneens

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • werk
  • werkgever
  • werknemer
  • stage lopen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijke woorden
Bedrijf
Baas
Vrijwilligerswerk
Opleiding

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 dingen vind jij belangrijk aan werk?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een werkgever en werknemer?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een werkgever?
A
Het bedrijf of de organisatie waarvoor je werkt.
B
Iemand die bij een bedrijf of organisatie werkt.
C
Een plek waar je leert wat het werk inhoudt.
D
Een overzicht van je opleiding en werkervaring.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een werknemer?
A
Het bedrijf of de organisatie waarvoor je werkt.
B
Iemand die bij een bedrijf of organisatie werkt.
C
Een plek waar je leert wat het werk inhoudt.
D
Een overzicht van je opleiding en werkervaring.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stage lopen?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met stage lopen?
A
Het bedrijf of de organisatie waarvoor je werkt.
B
Iemand die bij een bedrijf of organisatie werkt.
C
Een plek waar je leert wat het werk inhoudt.
D
Een overzicht van je opleiding en werkervaring.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom je tijdens een opleiding stage moet lopen.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in elke zin het goede woord in.
Kies uit:
1. Als je elke week onbetaald werk doet voor andere mensen, noemen we dat ......................................... doen.
2. Als je een beroep wilt doen, moet je vaak een ......................... volgen.
3. Als je bij een bedrijf werkt, ben je een .............................
4. Als je iets doet waar anderen behoefte aan hebben, ............. je.
5. ............................. is dat je bij een bedrijf leert wat het werk inhoudt.
6. Het bedrijf waarvoor je werkt, is jouw ..........................
werkgever
werknemer
stage lopen
opleiding
werk
vrijwilligerswerk

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende keer...

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies