Wat neem je mee naar de toets?
Pen, potlood, geodriehoek, passer en rekenmachine
Wat moet je kennen voor de toets?
* Je kunt vlakke figuren benoemen (1.1)
* Je kunt hoeken berekenen in een driehoek (1.2)
* Je kunt een driehoek met één zijde en twee hoeken gegeven tekenen (1.3)
* Je kunt een driehoek met twee zijden en één hoek gegeven tekenen (1.3)
* Je kunt een driehoek met drie zijden gegeven tekenen (1.3)
* Je kunt een parallellogram tekenen (1.4)
* Je kunt een ruit tekenen (1.4)
* Je kunt een vlieger tekenen (1.5)
* Je kunt een trapezium tekenen (1.5)
* Je kunt hoeken in een vierhoek berekenen (1.6)