Vaststellen van zorgproblemen

Vaststellen van zorgproblemen/
Verpleegkundige diagnose vaststellen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Vaststellen van zorgproblemen/
Verpleegkundige diagnose vaststellen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen op welke manier je de zelfzorgbehoeften van de zorgvrager kunt vaststellen.
  • Je kunt uitleggen hoe de begrippen 'zelfzorgbehoefte', 'zelfzorgvermogen' en 'zelfzorgtekort' samenhangen.
  • Je kunt uitleggen op welke wijze een gezondheidsprobleem bij een zorgvrager tot stand kan komen.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een actueel en een potentieel gezondheidsprobleem bij een zorgvrager.
  • Je kunt een gezondheidsprobleem bij een zorgvrager formuleren.









Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfzorgbehoeften
Zelfzorgbehoeften is de behoeften van ieder mens om voor zichzelf te zorgen.

Er zijn drie categorieën van zelfzorgbehoeften:
1) zelfzorgbehoeften die voor iedereen gelijk zijn;
2) zelfzorgbehoeften die horen bij een bepaalde fase in het leven
3) zelfzorgbehoeften die door gezondheid bepaald worden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfzorgvermogen
Het zelfzorgvermogen is de mate waarin de zorgvrager in staat is tot het uitvoeren van de zelfzorg. 

Zelfzorg is aangeleerd, je wordt er niet mee geboren. Bij een gezond bestaan is de zelfzorgbehoefte in evenwicht met het zelfzorgvermogen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfzorgtekort
Er is een zelfzorgtekort als het evenwicht tussen de zelfzorgbehoefte en het zelfzorgvermogen van de zorgvrager verstoord is. Zelfzorg wordt bepaald door factoren als: 
  • Kennis
  • Vaardigheden
  • Motivatie
  • Omstandigheden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van een gezondheidsprobleem 
Een gezondheidsprobleem ontstaat op het moment dat het welbevinden van een zorgvrager nadelig beïnvloed wordt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door ziekte, een aandoening of andere klachten die een negatief effect hebben op het lichamelijk, psychisch en/of sociaal functioneren. 

Voor het vaststellen van een zorgprobleem kijk je naar de samenhang tussen zelfzorgbehoeften, zelfzorgvermogen en zelfzorgtekort. 

Slide 7 - Tekstslide

Als verzorgende kun je een zelfzorgtekort aanvullen of overnemen. Je maakt een inschatting van de zelfzorgbehoefte van de zorgvrager en zijn zelfzorgvermogen. Dit bespreek je met hem en/of zijn naasten, zodat je zorg aansluit op zijn behoeften. Op deze manier bied je zorg op maat.
Wie bepaalt of er sprake is van een probleem?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zorgprobleem
Een zorgprobleem is vergelijkbaar met een gezondheidsprobleem: er is sprake van een verschil tussen de zorgsituatie op een bepaald moment en de gewenste zorgsituatie. 

Als beroepsbeoefenaar zie je misschien een gezondheidsrisico bij iemand, maar deze persoon bepaalt zelf of het risico ook een probleem wordt. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleine opdracht tussendoor 
Bespreek in tweetallen mogelijke gezondheidsrisico's voor cliënten. Ga na of dit ook altijd een gezondheidsprobleem is. Geef aan (vanuit de ogen van de cliënt) waarom dit wel of niet een gezondheidsprobleem is. 

Voorbeeld: Je ziet dat iemand een risico heeft op overgewicht door een veranderde eetgewoonte, maar de cliënt ziet het niet als probleem om omdat hij zijn gewicht oké vindt. 

Bespreek na 5/10 minuutjes klassikaal wat voorbeelden. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actueel en potentieel gezondheidsprobleem 
Actueel gezondheidsprobleem: 
Bij een actueel gezondheidsprobleem zijn de verschijnselen op dit moment (actueel) aanwezig; het vraagt direct je aandacht. 

Potentieel gezondheidsprobleem: 
Er zijn geen verschijnselen. Wel is duidelijk dat een probleem kan ontstaan in de nabije toekomst. Potentiele gezondheidsproblemen zijn vaak gekoppeld aan risicogroepen: mensen met een verhoogd risico op bepaalde gezondheidsproblemen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Probleemformulering
Wanneer je een zorgprobleem hebt vastgesteld, dan noteer je dit in het zorgplan. Het is van belang dat je het probleem duidelijk formuleert. Je gebruikt daarbij de volgende vragen:

- Welke behoeften, wensen en problemen heeft de zorgvrager (zelfzorg)?
- Wat kan de zorgvrager nu nog zelf (zelfzorgvermogen)? 
- Waarin schiet de zelfzorg tekort (balans zelfzorg en zelfzorgvermogen)?
- Wat zijn mogelijke oorzaken?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen van het vaststellen van een zorgprobleem/verpleegkundige diagnose
De verpleegkundige diagnose is een probleem bij de zorgvrager waarop jouw verpleegkundige zorg zich richt. Je kunt daarbij kijken naar het probleem zelf, de bijbehorende oorzaken (etiologie) en kenmerkende symptomen:

  • probleem;
  • etiologie: de oorzaak van een gezondheidsprobleem;
  • symptomen: de gevolgen, verschijnselen van het probleem.

Deze drie onderdelen vormen samen de PES-structuur. Het is geen verplichte manier om verpleegkundige diagnosen te beschrijven, maar een hulpmiddel om in eenzelfde structuur te werk te gaan.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Probleem
Een probleem is een beknopte beschrijving van de actuele en/of potentiële gezondheidsproblemen van de zorgvrager en zijn naasten. Voorbeelden zijn:

  • angst;
  • pijn;
  • verdriet;
  • verstoorde slaap;
  • kennistekort;
  • verminderde mobiliteit.
Jouw idee van het probleem is een voorlopige diagnose, de zogenoemde hypothese.






Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Etiologie
Bij de etiologie probeer je te achterhalen wat het probleem veroorzaakt, beïnvloedt of wat bijdraagt aan het ontstaan ervan (risicofactoren). 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen
Bij de symptomen beschrijf je de verschijnselen die het gevolg zijn van het probleem. Met andere woorden: welke verschijnselen bepalen dat het om deze specifieke verpleegkundige diagnose gaat?
  

Je kunt symptomen onderverdelen in objectieve en subjectieve symptomen.
Objectieve symptomen zijn meetbaar: je kunt ze waarnemen, zoals koorts en hypertensie. Subjectieve symptomen zijn niet goed meetbaar: je kunt ze niet waarnemen maar moet afgaan op wat de zorgvrager je vertelt, zoals pijn en misselijkheid.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bij het formuleren van zorgproblemen/verpleegkundige diagnose
Bij het formuleren van een zorgprobleem/verpleegkundige diagnose zijn er vier aandachtspunten:

  1. Gebruik woorden die zoveel mogelijk over het gedrag van de zorgvrager gaan.
  2. Schrijf vanuit de zorgvrager, zoals hij het beleeft.
  3. Formuleer zo duidelijk dat je er een doelstelling uit kunt afleiden.
  4. Geef bij de omschrijving van het zorgprobleem de (mogelijke) oorzaak aan.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikaal OEFENEN

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

casus: 
Mevrouw Smits (81) is bekend met diabetes type 2 en woont in een verzorgingshuis. Ze heeft moeite met het onder controle houden van haar bloedsuikerspiegel, ondanks haar medicatie. Ze voelt zich vaak moe en lusteloos. Ze heeft regelmatig last van wondjes aan haar voeten die slecht genezen. Mevrouw maakt zich zorgen over haar gezondheid, maar zegt dat ze het lastig vindt om haar dieet te volgen.

Maak de PES klassikaal

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PES: 
P: Risico op infecties
E: Slecht gecontroleerde diabetes type 2
S: Moeite met bloedsuikerspiegelregulatie, vermoeidheid, slecht genezende wondjes aan de voeten.


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nog een casus
Meneer Janssen (89) heeft dementie en woont op de gesloten afdeling van een verpleeghuis. De afgelopen weken heeft hij toenemende moeite met het herkennen van zijn familieleden. Hij heeft vaker stemmingswisselingen en uit zich soms agressief naar het zorgpersoneel. Hij eet onregelmatig, wat leidt tot gewichtsverlies, en heeft een droge huid. Het personeel maakt zich zorgen om zijn voedingsinname.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PES:
P: Verminderde voedingsinname/toenemende agressie.
E: Toenemende cognitieve achteruitgang door dementie.
S: Gewichtsverlies, droge huid, moeite met herkennen van familieleden, stemmingswisselingen, agressie.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nog eentje dan: 
Meneer Bakker (85) heeft COPD en woont in een verzorgingstehuis. Hij heeft vaak last van benauwdheid, vooral 's nachts, waardoor hij slecht slaapt. Zijn energiepeil is hierdoor laag en hij voelt zich vaak vermoeid. Hij heeft de laatste tijd geen zin meer in sociale activiteiten, omdat hij bang is buiten adem te raken. Hij gebruikt zuurstof, maar vindt het ongemakkelijk om dit in gezelschap te doen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo zou hij kunnen zijn: 
P: Verminderde sociale participatie
E: Angst voor benauwdheid bij COPD
S: Slechte nachtrust, vermoeidheid, verminderde energie, vermijden van sociale activiteiten, ongemak bij het gebruik van zuurstof in gezelschap

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag! 


Maak in jullie 'werkboekje module 5' de opdrachten 1 en 2. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies