7.4 pH-berekeningen Havo 4

Wat is ook alweer molariteit ?
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is ook alweer molariteit ?

Slide 1 - Open vraag

Herhaling

Je hebt kalkwater waarin de concentratie calciumionen 0,0300 M is.
 
Vraag a:
Geef de vergelijking van het indampen van dit kalkwater.


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling

Je hebt kalkwater waarin de concentratie calciumionen 0,0300 M is.
 
Vraag b:
Bereken hoeveel gram vaste stof je overhoudt als je 100 mL van dit kalkwater indampt.

Vraag a:
Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq) --> Ca(OH)2 (s)



Slide 3 - Tekstslide

Herhaling

Je hebt kalkwater waarin de concentratie calciumionen 0,0300 M is.
 
Vraag b:
Bereken hoeveel gram vaste stof je overhoudt als je 100 mL van dit kalkwater indampt.

Vraag a:
Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq) --> Ca(OH)2 (s)

Vraag b:
0,0300 mol/L Ca2+ / 0,1 L = 0,3 mol Ca2+
     
     Ca2+ : Ca(OH)2  
              1 : 1   
0,3 mol : 0,3 mol 

Ca(OH)2 = 74,093 g/mol (tabel 98)
0,3 mol x 74,093 g/mol = 22,2 g Ca(OH)2

Slide 4 - Tekstslide

Zelf maken opdracht

Bereken de molariteit van de 
H3O+-ionen als je 3,0 gram salpeterzuur oplost in 2,5 L water.

Tips:

Stel eerst de reactievergelijking van het oplossen van het zuur. 

Bepaal vervolgens met de molverhouding de concentratie [H3O+].

Slide 5 - Tekstslide

Zelf maken opdracht

Bereken de molariteit van H3O+-ionen als je 3,0 gram salpeterzuur oplost in 2,5 L water.

HNO3 (l) + H2O --> H3O+ (aq) + NO3- (aq)

HNO3 = 63,013 g/mol (tabel 98)
3,0 g  / 63,013 g/mol  = 0,047.. mol

          HNO3 : H3O+
                    1 : 1
0,047.. mol : 0,047..  mol

[H3O+] = 0,047..  mol / 2,5 L
[H3O+] = 0,019 M



Slide 6 - Tekstslide

Had je deze opdracht helemaal goed?

Nog niet --> No problemo. Check nog eens goed de uitwerking en maak de volgende opdracht om te zien of het nu beter gaat.

Ja --> Ga door naar slide 10 over pH berekeningen.

Slide 7 - Tekstslide

Bereken de molariteit van H3O+-ionen als je 30,0 gram zwavelzuur oplost in 900 mL water.

Tips:

Stel eerst de reactievergelijking van het oplossen van het zuur. 

Bepaal vervolgens met de molverhouding de concentratie [H3O+].

Slide 8 - Tekstslide

Bereken de molariteit van H3O+-ionen als je 30,0 gram zwavelzuur oplost in 900 mL water.

H2SO4 (l) + 2 H2O--> 2 H3O+ (aq) + SO42- (aq)

H2SO4 = 98,079 g/mol (tabel 98)
30,0 g  / 98,079 g/mol  = 0,305.. mol


        H2SO4 : H3O+
                     1 : 2
0,305.. mol : 0,611.. mol

[H3O+] = 0,611.. mol / 0,900 L
[H3O+] = 0,680 M



Slide 9 - Tekstslide

pH-berekeningen

Slide 10 - Tekstslide

Hoe bereken je....
Om de pH van een zure oplossing te berekenen:
  • pH = -log [H3O+]

Om de [H3O+] te berekenen:
  • [H3O+] = 10-pH
                                                                                        Zie tabel 37I in BINAS

Slide 11 - Tekstslide

Significatie is belangrijk!

Bij het rekenen aan pH (en straks ook de pOH) is significantie van belang.

Het aantal significante cijfers in de [H3O+] is gelijk aan de het aantal decimalen bij de pH (en andersom).


[H3O+] = 0,300 M
Het berekende antwoord van de pH geef je dan in 3 cijfers achter de komma.

pH = 3,45
De pH is gegeven in 2 cijfers achter de komma dus het berekende antwoord van [H3O+] is in 2 cijfers significant.
                                                                                        

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld:

De [H3O+] in een oplossing is 
2,45 x 10-2 M. 

Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.
Uitwerking:
pH = -log [H3O+]
pH = -log [ 2,45 x 10-2]
pH = 1,61

Noteer de berekening altijd op deze manier volgens de stappen.

De molariteit is gegeven in 2 cijfers significant dus de pH moet 2 cijfers achter de komma.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld:

Een oplossing heeft een pH van 3,50.

Bereken de [H3O+] van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.
Uitwerking:
[H3O+] = 10-pH 
[H3O+] = 10-3,50
[H3O+] = 3,2 x 10-3 M
Noteer de berekening altijd op deze manier volgens de stappen.

De pH is gegeven in 2 cijfers achter de komma dus de molariteit moet 2 cijfers significant.

Slide 14 - Tekstslide



De [H3O+] in een oplossing is 3,4 x 10-3 M. 
Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.

Slide 15 - Open vraag

De [H3O+] in een oplossing is 
3,4 x 10-3 M. 
Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.
pH = -log [H3O+]
pH = -log [ 3,4 x 10-3]
pH = 2,47

De molariteit is gegeven in 2 cijfers significant dus de pH moet 2 cijfers achter de komma.

Slide 16 - Tekstslide


Een zure oplossing heeft een pH van 4,16.
Bereken de [H3O+] in deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.

Slide 17 - Open vraag

Een zure oplossing heeft een pH 
van 4,16.
Bereken de [H3O+] in deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.
[H3O+] = 10-pH
[H3O+] = 10-4,16
[H3O+] = 6,9 x 10-5 M

De pH is gegeven in 2 cijfers achter de komma, dus de molariteit moet ook in 2 cijfers significant.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht:

Je hebt een 6,24 x 10-2 M waterstofbromideoplossing. 

Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.


Tip:

Stel eerst de reactievergelijking van het oplossen van het zuur. 

Bepaal vervolgens met de molverhouding de concentratie [H3O+].

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht:

Je hebt een 6,24 x 10-2 M waterstofbromideoplossing. 

Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.


HBr + H2O --> H3O+ + Br-

                    HBr : H3O+
                          1 : 1
6,24 x 10-2 M  :  6,24 x 10-2 M

pH = -log [H3O+]
pH = -log [ 6,24 x 10-2 ]
pH = 1,205

Slide 20 - Tekstslide

Zelf uitvoeren opdracht:

Je hebt een 2,854 x 10-3 M zwavelzuuroplossing. 

Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.


Tips:

Stel eerst de reactievergelijking van het oplossen van het zuur. 

Denk eraan dat zwavelzuur een tweewaardig zuur is.

Bepaal vervolgens met de molverhouding de concentratie [H3O+].

Slide 21 - Tekstslide


Je hebt een 2,854 x 10-3 M zwavelzuuroplossing. 

Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.

Slide 22 - Open vraag


Je hebt een 2,854 x 10-3 M zwavelzuuroplossing. 

Bereken de pH van deze oplossing. Gebruik tabel 37I in BINAS en geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers.


H2SO4 + 2 H2O --> 2 H3O+ + SO42-

                 H2SO4 : H3O+
                              1 : 2
2,854 x 10-3 M  :  5,708 x 10-3 M

pH = -log [H3O+]
pH = -log [ 5,708 x 10-3 ]
pH = 2,2435

Slide 23 - Tekstslide

Samenvatting
  • Er bestaat een verband tussen de pH van een oplossing en de [H3O+] in die oplossing.

  • Als de [H3O+] of molariteit van een zuur of zure oplossing bekend is, kun je de pH van die oplossing berekenen; pH = −log [H3O+]

  • Als de pH van een oplossing bekend is, kun je de [H+] van die oplossing berekenen met de formule [H3O+] = 10−pH.

  • Het aantal significante cijfers in de [H3O+] is even groot als het aantal decimalen in de pH.

Slide 24 - Tekstslide

Bekijk de video op de volgende slide...dit is deels de herhaling om de pH te berekenen bij een zuur.

Maar wat nu als je een base hebt?
Deze video sluit tevens aan bij de instructie voor morgen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Klaar?
Maak de opdrachten volgens de studiewijzer die horen bij 7.4

40, 41, 42, 43, 44, 46

Slide 27 - Tekstslide