HV2 chapitre 1 A B C D

HV2 chapitre 1 A B C D
voca A B
phrases-clés C
Grammaire D 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

HV2 chapitre 1 A B C D
voca A B
phrases-clés C
Grammaire D 

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal: de eerste schooldag

Slide 2 - Open vraag

vertaal: geweldig

Slide 3 - Open vraag

in de herfst
A
en été
B
en automne
C
en hiver
D
au printemps

Slide 4 - Quizvraag

duiken
A
faire de la plongée
B
faire la grasse matinée
C
Faire les magasins

Slide 5 - Quizvraag

vertaal: het is slecht weer

Slide 6 - Open vraag

vertaal: découvrir
A
ontmoeten
B
ontdekken
C
aankomen

Slide 7 - Quizvraag

vertaal: la semaine dernière

Slide 8 - Open vraag

Heb je een leuke vakantie gehad?
A
tu a passé de bonnes vacances?
B
tu passé de bonnes vacances?
C
tu as passé de bonnes vacances?

Slide 9 - Quizvraag

was het mooi weer?
A
il a fait beau?
B
il a fait mauvais?
C
il fait beau?

Slide 10 - Quizvraag

vertaal: ik heb Parijs bezocht

Slide 11 - Open vraag

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 12 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
timer
0:20
A
ont
B
avons
C
avez
D
a

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Tu ________ (avoir)
timer
0:20
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

passé composé van être/avoir en faire

Avoir J' ai eu
être  Tu as été
Faire Il a fait

Slide 20 - Tekstslide

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Avoir
il a
être
on a
Faire
nous avons
mangé
parlé
eu
été
Fait
êtré
avoiré

Slide 21 - Sleepvraag

De passé composé van 'faire'
De passé composé van 'avoir'
De passé composé van 'être' 
fait
été
eu

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is de passé composé van avoir?
A
avoiré
B
avoir
C
été
D
eu

Slide 23 - Quizvraag

Zet in de passé composé:

Nous (regarder)
A
Nous avons regard
B
nous avons regardé
C
nous avez regardu
D
nous avons regardi

Slide 24 - Quizvraag

Bij regelmatige werkwoorden, haal je voor de passé composé de -er eraf. Wat moet je dan nog toevoegen?
A
é
B
è
C
e
D
er

Slide 25 - Quizvraag

Zet in de passé composé:
Ils (aimer)
A
ils aimé
B
ils avons aimé
C
Ils ont aimé

Slide 26 - Quizvraag

zet in de passe composé:
elle (parler)
A
elle parlé
B
elle as parlé
C
elle parle
D
elle a parlé

Slide 27 - Quizvraag

Begrijp je de passé composé?
heb je nog vragen?

Slide 28 - Open vraag