Unit 2 Grammar Herhalen

Herhaling Grammatica Unit 2
- have/has got
- klok kijken
- present simple
- meervoud
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Grammatica Unit 2
- have/has got
- klok kijken
- present simple
- meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

'have got'

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je HAS GOT?
A
Bij I / you
B
Bij he / she / it
C
Bij meervoud

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

My brothers ___ a brand new football.
A
have got
B
has got

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

I ___ time for my homework today.
A
haven't got
B
hasn't got

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

Stacey ___ three donuts in her bag!
A
've got
B
's got

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

___ they ___ a lot of fun?
A
Have ... got
B
Has ... got

Slide 9 - Quizvraag

Telling Time

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Telling the time

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf de juiste tijd voluit:
16:46 uur

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de juiste tijd voluit:
9:15 uur

Slide 14 - Open vraag

Hoe zeg je:
Half twee

Slide 15 - Open vraag


A
It's ten past half nine
B
It's twenty past nine
C
It's forty past eight
D
It's twenty to nine

Slide 16 - Quizvraag

Hoe laat is het? Schrijf het uit.
3:45 PM

Slide 17 - Open vraag

Hoe laat is het?
4:20
A
Ten to half four
B
Twenty past four
C
Forty to four
D
Twenty to four

Slide 18 - Quizvraag

Present simple

Slide 19 - Tekstslide

(to kiss)
My sister............... her lovely cat.

Slide 20 - Open vraag

Mirjam and Beau......................a lot of money on their holiday. (spend)

Slide 21 - Open vraag

Jacky ...................... got an Iphone and an Ipad. (have)

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de enkelvoud op van het woord:
wolves

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de meervoud op van het woord:
lady.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de meervoud op van het woord:
foot.

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de meervoud op van het woord:
tree.

Slide 26 - Open vraag