In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
trede 17 luistervaardigheid
Online les: Maak deze Lesson Up
Live les: Oefenen met luistertoets in WOOTS
week 12: 22-26 maart
Slide 1 - Tekstslide
3 Manieren om te luisteren
Er zijn 3 manieren om te luisteren.
1) Hoofdgedachte bepalen
2) Gericht luisteren
3) Intensief luisteren
Doelen van deze week:
- leren op welke 3 manieren je kunt luisteren en wat deze manieren inhouden
- oefenen met verschillende manieren van luisteren
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk je aan bij 'hoofdgedachte bepalen?'
Slide 3 - Woordweb
Waar denk je aan bij 'gericht luisteren?'
Slide 4 - Woordweb
Waar denk je aan bij 'intensief luisteren?'
Slide 5 - Woordweb
1) Hoofdgedachte bepalen
De hoofdgedachte is het belangrijkstepunt uit het luisterfragment of de video. Het is de gedachte of het idee dat de spreker aan de lezer duidelijk wil maken.
De hoofdgedachte wordt meestal duidelijk aan het begin van een luisterfragment / video.
Vaak wordt de hoofdgedachte later in de tekst herhaaldof samengevat.
Let op woorden als so, therefore of likeI said before. Die staan vaak aan het begin van de zin waarin de hoofdgedachte verwoord wordt.
Slide 6 - Tekstslide
Leren: 3 manieren van luisteren
1) hoofdgedachte bepalen: Bepalen waar het fragment over gaat.
Dit doe je door 'WH' vragen proberen te beantwoorden. Probeer bijvoorbeeld antwoord te geven op de vragen:
who/what is it about? when/where does it take place?
why does it happen? how does it happen? etc.... etc.... etc...
2) gericht luisteren: Zoeken naar specifieke informatie. Bijvoorbeeld jaartallen, aantallen, specifieke kernwoorden etc.
3) intensief luisteren: Als je alles wilt begrijpen wat er gezegd wordt. Nu luister je goed naar alle details.
Slide 7 - Tekstslide
Welke WH vragen kun je stellen om de hoofdgedachte te bepalen van dit filmpje? Schrijf ze op in het woordweb van de volgende slide.
Slide 8 - Tekstslide
Welke WH vragen kun je stellen om de hoofdgedachte te bepalen van dit filmpje? (denk aan de foto op de vorige slide...)
Slide 9 - Woordweb
Welke WH vragen kun je stellen om de hoofdgedachte te bepalen van dit filmpje? Schrijf ze op in het woordweb van de volgende slide.
Slide 10 - Tekstslide
Wat zou GEEN goede WH vraag zijn om de hoofdgedachte te bepalen voor dit filmpje?
A
What is the clip about?
B
Who is the clip about?
C
Where does it take place?
D
Why does it happen?
Slide 11 - Quizvraag
2) gericht luisteren
Als je gericht luistert of kijkt, ben je op zoek naar specifieke details, zoals een datum, plaats of naam.
Lees de vragen uit de opdracht van tevoren goed door. Je weet dan precies waarop je moet letten tijdens het luisteren / kijken en je wacht tot die informatie langskomt.
Bij gericht luisteren / kijken:
- concentreer je je op wat iemand zegt
- noteer je de belangrijkedingen die je moet onthouden
- let je op opvallendewoorden. Als je bijvoorbeeld een prijs zoekt, let je op getallen en valuta (euro, pond, dollar).
Slide 12 - Tekstslide
Leren: 3 manieren van luisteren
1) hoofdgedachte bepalen: Bepalen waar het fragment over gaat.
Dit doe je door 'WH' vragen proberen te beantwoorden. Probeer bijvoorbeeld antwoord te geven op de vragen:
who/what is it about? when/where does it take place?
why does it happen? how does it happen? etc.... etc.... etc...
2) gericht luisteren: Zoeken naar specifieke informatie. Bijvoorbeeld jaartallen, aantallen, specifieke kernwoorden etc.
3) intensief luisteren: Als je alles wilt begrijpen wat er gezegd wordt. Nu luister je goed naar alle details.
Slide 13 - Tekstslide
3) intensief luisteren
Bij intensief luisteren en kijken luister / kijk je naar het helefragmentvanbegintoteind en probeer je alleinformatie te begrijpen.
Indienmogelijk bekijk / beluister je het fragment een tweedekeer.
Zoek de betekenis van moeilijkewoorden op, zodat je precies weet waarover het fragment gaat.
Slide 14 - Tekstslide
Leren: 3 manieren van luisteren
1) hoofdgedachte bepalen: Bepalen waar het fragment over gaat.
Dit doe je door 'WH' vragen proberen te beantwoorden. Probeer bijvoorbeeld antwoord te geven op de vragen:
who/what is it about? when/where does it take place?
why does it happen? how does it happen? etc.... etc.... etc...
2) gericht luisteren: Zoeken naar specifieke informatie. Bijvoorbeeld jaartallen, aantallen, specifieke kernwoorden etc.
3) intensief luisteren: Als je alles wilt begrijpen wat er gezegd wordt. Nu luister je goed naar alle details.