Verbes avoir, être, faire, aller, -er, -ir présent

  • Voca
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Regelmatige werkwoorden op -er
Stap 1: haal -er van het werkwoord af
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > e/es/e/ons/ez/ent

Slide 3 - Tekstslide

Welke onregelmatige werkwoorden ken je?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

avoir = hebben
être = zijn

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

faire = maken/doen
aller = gaan

Slide 9 - Tekstslide

Elle ... une fille.
A
es
B
est
C
sont
D
sommes

Slide 10 - Quizvraag

Nous ... nos devoirs.
A
font
B
faites
C
fais
D
faisons

Slide 11 - Quizvraag

Tu ... à l'école.
A
vas
B
va
C
vais
D
vont

Slide 12 - Quizvraag

Martien et Erica ... un château.
A
a
B
avez
C
ont
D
avons

Slide 13 - Quizvraag

Vous ... au cinéma. (aller)

Slide 14 - Open vraag

Tu ... sympa. (être)

Slide 15 - Open vraag

Léa ... un chien. (avoir)

Slide 16 - Open vraag

Il ... à Rotterdam.
A
a
B
va

Slide 17 - Quizvraag

Je/J' ... douze ans.
A
suis
B
ai

Slide 18 - Quizvraag

Elles ... du foot.
A
font
B
vont

Slide 19 - Quizvraag

Nous ... à l'école.
A
sommes
B
faisons

Slide 20 - Quizvraag

Elle habitent aux Pays-Bas.
A
B

Slide 21 - Quizvraag

Tu chantes une chanson.
A
B

Slide 22 - Quizvraag

J'aime le tennis.
A
B

Slide 23 - Quizvraag

Nous parlez français.
A
B

Slide 24 - Quizvraag

Elles ... le chocolat. (aimer)

Slide 25 - Open vraag

Le prof ... le cours. (donner)

Slide 26 - Open vraag

Vous ... une pomme. (manger)

Slide 27 - Open vraag

Je ... un film. (regarder)

Slide 28 - Open vraag