In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Aan het eind van deze les kun je:
Het bijvoegelijk naamwoord maken
Benoemen wat voor bijvoegelijk naamwoord het is
Het bijvoegelijk naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Vocabulaire
Op de volgende slide staat er een sleep vraag.
Sleep de juiste vertaling naar het woord
Op de slides daarna staan wat vragen en dan moet je de
Slide 2 - Tekstslide
de zolder
de afspraak
vervelend
bestaan
de kip
le grenier
le rendez-vous
casse-pied
exister
la poule
Slide 3 - Sleepvraag
nu
A
aider
B
maintenant
C
l'écran
D
donc
Slide 4 - Quizvraag
uitnodigen
A
discuter
B
choisir
C
passer
D
inviter
Slide 5 - Quizvraag
enkele
A
quelques
B
la vue
C
près de
D
la chaise
Slide 6 - Quizvraag
de hele wereld
A
la montagne
B
la salle de bains
C
la soeur jumelle
D
le monde entier
Slide 7 - Quizvraag
Vocabulaire
Op de volgende pagina's staan zinnen in het NL
Vertaal de zinnen naar het Frans
Slide 8 - Tekstslide
Hoe vind jij jou slaapkamer?
Slide 9 - Open vraag
Heb jij een dier?
Slide 10 - Open vraag
Tu habites dans une maison?
Slide 11 - Open vraag
Ja, om te kletsen met mijn vrienden.
Slide 12 - Open vraag
Ja, ik heb een hond en een vis.
Slide 13 - Open vraag
Bijvoegelijk naamwoord
UITLEG
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het bijvoegelijk naamwoord
Bijvoegelijk naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord
Voorbeelden in het Nederlands zijn: - De RODE jas - De NIEUWE fiets - Het KLEINE meisje
Slide 15 - Tekstslide
Le = mannelijk La = vrouwlijk
Welke uitgang moet achter het bijvoegelijk naamwoord?
M
V
ENK
-
E
MV
S
ES
M = Mannelijk V = Vrouwlijk ENK = Enkelvoud MV = Meervoud
MEV= un petit appartement VEV= une petite maison MMV= deux petits appartements VMV= deux petites maisons
Slide 16 - Tekstslide
LET OP!! DEZE BIJVOEGELIJK NAAMWOORDEN KOMEN ER VOOR TE STAAN
Uitzonderingen
Het bijvoegelijk naamwoord staat meestal achter het zelfstandig naamwoord. Bijv. met kleuren die staan er altijd achter. Er zijn ook een paar uitzonderingen die er wel voor staan
bon
goed
vieux/vielle
oud
beau/belle
mooi
grand
groot
nouveau/nouvelle
nieuw
petit
klein
Slide 17 - Tekstslide
Onregelmatige bijvoegelijk naamwoord
Met het bijv. nw. beau + nouveau + vieux heb je M en V
Beau=M Belle=V Vieux= M Vielle=V Nouveau= M Nouvelle=V
Slide 18 - Tekstslide
Oefenopdrachten Bijvoegelijk naamwoord
Er komen nu een paar opdrachten om te oefenen
Slide 19 - Tekstslide
La......robe....... (Belle)
A
Voor
B
Achter
Slide 20 - Quizvraag
La......maison...... (Jaune)
A
Voor
B
Achter
Slide 21 - Quizvraag
C'est un chat.... (Grijs)
A
grise
B
gris
C
grises
D
grisse
Slide 22 - Quizvraag
Elle habite dans une......villa près de la mer.
A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand
Slide 23 - Quizvraag
C'est un.....polo.... (wit)
A
Voor
B
Achter
Slide 24 - Quizvraag
Woon jij in een zwart huis?
Slide 25 - Open vraag
Ja, ik heb een kleine zus.
Slide 26 - Open vraag
Ik heb gele kleren aan.
Slide 27 - Open vraag
J'ai un ..... chien ....... (Nieuw)
A
Voor
B
Achter
Slide 28 - Quizvraag
Ma ........ copine est ........ (francaise)
A
Voor
B
Achter
Slide 29 - Quizvraag
Dit was de uitleg+opdrachten van het Bijv. nw.
Hopelijk snap je het bivoegelijk naamwoord nu beter!