De noordelijke koloniën aan de oostkust waren vestigingskoloniën, gericht op landbouw, handel en nijverheid. De koloniën in het zuiden ontwikkelden zich steeds meer tot plantage-economieën, waar producten als tabak en katoen voor de export werden verbouwd. De dertien koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika vormden slechts een deel van het Britse rijk in Amerika. Andere Engelse plantagekoloniën in het Caribische gebied, zoals Barbados en Jamaica, waren winstgevender. Alle Engelse koloniën maakten gebruik van de arbeid van slaafgemaakten, maar in de zuidelijke plantagekoloniën vormden zij een groter deel van de bevolking. De driehoekshandel, waarvoor de Engelsen de Royal African Company oprichtten, was lucratief.
Kenmerkende aspecten:
25 Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
27 Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
29 Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme