Modale werkwoord VT klas 3 tl

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Modale werkwoord VT klas 3 tl

Bei 'du' kommt hinter dem Stamm:

1. -test
2. -ten
3. -te
4. -tet

Bei 'ihr' kommt hinter dem Stamm:

1. -test
2. -ten
3. -te
4. -tet

Was ist die richtige Form?
(wissen)......... ihr wie spät es ist?

1. Wusste
2. Wussten
3. Wusstet
4. Wusstest

Was ist die richtige Form?
(wissen) ....... er wie toll du bist?

1. Wusste
2. Wussten
3. Wusstet
4. Wusstest

Dilara (wissen).......... nicht, wie sie die Sprachaufnahme einreichen musste.

1. wusstet
2. wusste
3. wussten
4. wusstest

modale werkwoorden
Hunde ................nicht in diesem Park.

1. durfte
2. durfsten
3. durften
4. dürften

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es doch,oder?

1. wusste
2. wussten
3. wusstet
4. wusstest

Wat is geen modaal werkwoord?

1. wollen
2. dürfen
3. sollen
4. werden

Modale werkwoorden
Ihr .............. diese Aufgabe machen.

1. musste
2. Musstet
3. müssten
4. musstet

Modale werkwoorden
Maxine ............... noch viel lernen.

1. musste
2. müsste
3. müssten
4. musstet

Wat is GEEN kenmerk van de verleden tijd van modale werkwoorden?

1. (fe)-e-st-en-t-en-uitgangen
2. -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten
3. geen Umlaut
4. andere stamklinker in de ovt bij álle ww-vormen

Maak af:
modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit....................

1. klankverandering
2. een Umlaut
3. een uitgang
4. alle 3 de voorgaande mogelijkheden.

Modale werkwoorden

geen modale werkwoorden

lachen

dürfen

wissen

essen

können

schlafen

Wat is geen modaal werkwoord?

1. dürfen
2. müssen
3. können
4. gehen

De modale werkwoorden

moeten

kunnen

mogen

willen

weten

können

dürfen

müssen

wollen

wissen

Hoe wordt het modale werkwoord 'dürfen' vervoegd in de ik-vorm?

1. ich durfte
2. ich dürfte
3. ich durfst
4. ich durften

Welke van de vervoegde modale werkwoorden is fout?

1. kannst
2. musste
3. durfte
4. wusste

Wat is de ik-vorm van het modale werkwoord können?

1. kann
2. kannte
3. konnte
4. könntest

Zoek de juiste uitgangen (v.t.) van de modale werkwoorden bij elkaar.

ich konn-		wir woll-
du durf-		ihr wuss-
er muss-
sie wuss-

ten

test

te

te

 te

tet

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?

1. ich en du
2. ich en er/sie/es
3. bij elke vervoeging een uitgang
4. er/sie/es en ihr

Modale werkwoorden
....................Sie wie spät es ist?

1. Wussten
2. Wusste
3. wussten
4. Wusstest

Modale werkwoorden

können

müssen

wollen

wissen

dürfen

mogen, toestemming hebben 

weten

kunnen

willen

moeten 

( noodzaak)

............Sie nach Berlin

Max ( dürfen ).........mit der U-Bahn in die Innenstadt fahren.

Ich ( müssen )...........mit der Linie 6 ins Zentrum fahren.

...........( dürfen ) du in der Nähe vom Banhof parken?

zij konden

wij moesten

Hoe goed begrijp je de grammatica van de modale werkwoorden?

😒🙁😐🙂😃