In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
3.4 Het klimaat in Nederland
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
- Ophalen vorige lessen
- tijd om te leren voor toets
Slide 2 - Tekstslide
Op 21 december staat de noordpool het ........ bij de zon vandaan gericht.
timer
0:20
A
verst
B
dichts
Slide 3 - Quizvraag
Hoe komt het dat we seizoenen hebben?
timer
0:20
A
Door de draaiing van de aarde om de zon + de scheve hoek
B
Door de draaiing van de zon om de aarde + de scheve hoek
C
Door de wolken
D
Omdat de aarde om zijn eigen as draait
Slide 4 - Quizvraag
Hoe komt het dat we dag en nacht hebben?
timer
0:30
A
Door de draaiing van de aarde om de zon
B
Door de draaiing van de zon om de aarde
C
Door de wolken
D
Omdat de aarde om zijn eigen as draait
Slide 5 - Quizvraag
Welke seizoen heeft de Zuidpool volgens de tekening ?
timer
0:30
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter
Slide 6 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de temperatuur naarmate je op hoge breedte komt?
timer
0:20
A
Blijft gelijk
B
Het wordt warmer
C
Het wordt kouder
Slide 7 - Quizvraag
Waarom is het op de evenaar warmer dan op de polen?
timer
0:30
A
De zon komt in een rechtere hoek binnen
B
De zon staat dichter bij de evenaar dan de polen
Slide 8 - Quizvraag
Waarom maakt het uit hoe schuin de zon binnenkomt
timer
0:20
A
De afstand die de zonnestralen door de atmosfeer moeten afleggen
B
Dezelfde hoeveelheid energie hoeft op de evenaar een kleiner gebied te verwarmen
C
Des te schuiner des te groter dat de straling kan vallen
D
De hoek maakt eigenlijk niet uit
Slide 9 - Quizvraag
Door de zon wordt eerst verwarmd ....
timer
0:20
A
het dal
B
de lucht
C
het aardoppervlak
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitspraak is juist?
A
Hoe hoger hoe kouder
B
Hoe hoger de breedtegraad, hoe warmer het is.
C
Hoe verder van de evenaar, hoe warmer het is.
D
Hoe lager de breedtegraad, hoe kouder het is.
Slide 11 - Quizvraag
In welke maand staat het noordelijke halfrond het meest richting de zon?
A
maart
B
juni
C
september
D
december
Slide 12 - Quizvraag
Op 21 december staat de noordpool het ........ bij de zon vandaan gericht.
A
verst
B
dichts
Slide 13 - Quizvraag
Hoe komt het dat we seizoenen hebben?
A
Door de draaiing van de aarde om de zon + de scheve hoek
B
Door de draaiing van de zon om de aarde + de scheve hoek
C
Door de wolken
D
Omdat de aarde om zijn eigen as draait
Slide 14 - Quizvraag
Hoe komt het dat we dag en nacht hebben?
timer
0:30
A
Door de draaiing van de aarde om de zon
B
Door de draaiing van de zon om de aarde
C
Door de wolken
D
Omdat de aarde om zijn eigen as draait
Slide 15 - Quizvraag
Welke seizoen heeft de Zuidpool volgens de tekening ?
timer
0:30
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter
Slide 16 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de temperatuur naarmate je op hoge breedte komt?
timer
0:20
A
Blijft gelijk
B
Het wordt warmer
C
Het wordt kouder
Slide 17 - Quizvraag
Waarom is het op de evenaar warmer dan op de polen?
timer
0:30
A
De zon komt in een rechtere hoek binnen
B
De zon staat dichter bij de evenaar dan de polen
Slide 18 - Quizvraag
Waarom maakt het uit hoe schuin de zon binnenkomt
A
De afstand die de zonnestralen door de atmosfeer moeten afleggen
B
Dezelfde hoeveelheid energie hoeft op de evenaar een kleiner gebied te verwarmen
C
Des te schuiner des te groter dat de straling kan vallen
D
De hoek maakt eigenlijk niet uit
Slide 19 - Quizvraag
Door de zon wordt eerst verwarmd ....
timer
0:20
A
het dal
B
de lucht
C
het aardoppervlak
Slide 20 - Quizvraag
Welke uitspraak is juist?
A
Hoe hoger hoe kouder
B
Hoe hoger de breedtegraad, hoe warmer het is.
C
Hoe verder van de evenaar, hoe warmer het is.
D
Hoe lager de breedtegraad, hoe kouder het is.
Slide 21 - Quizvraag
In welke maand staat het noordelijke halfrond het meest richting de zon?
A
maart
B
juni
C
september
D
december
Slide 22 - Quizvraag
Nederland heeft een zeeklimaat. Wat is hier géén reden voor?
A
de breedteligging
B
de ligging aan zee
C
de ligging op het land
D
de overheersende westenwind
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent 'overheersend' als we het over overheersende wind hebben?
A
komt weinig voor
B
komt het meest voor
C
komt niet voor
D
komt alleen maar voor
Slide 24 - Quizvraag
Wat betekent 'aanlandige wind'?
A
Wind vanuit het noorden
B
Wind uit het zuiden
C
Wind die vanaf zee waait
D
Frontale regen
Slide 25 - Quizvraag
Als er een aflandige wind staat in de zomer is het...?
A
kouder
B
warmer
C
hetzelfde als altijd
D
natter
Slide 26 - Quizvraag
Wat kunnen de gevolgen zijn van klimaatverandering in Nederland?
Slide 27 - Open vraag
Waardoor is het in de zomer in Berlijn warmer dan in Nederland?
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet dat land en zee het klimaat beïnvloeden.
Je begrijpt waardoor Nederland een gematigd zeeklimaat heeft.
Je kunt verklaren waarom het in de zomer in Nederland koeler is dan in Berlijn en in de winter warmer.
Slide 30 - Tekstslide
In Nederland hebben we een zeeklimaat door de invloed van de zee.
Slide 31 - Tekstslide
In Nederland hebben we een overheersende westenwind, daardoor is het in de zomer vaak koel. Komt de wind uit het oosten in de zomer dan wordt het warm, en in de winter juist kouder.
Slide 32 - Tekstslide
Landen die op dezelfde breedte liggen kunnen dus een ander klimaat hebben.
Dichtbij de zee, heb je een zeeklimaat, ga je verder het land in op dezelfde breedte dan heb je een landklimaat
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Slide 35 - Video
Nederland heeft een zeeklimaat. Wat is hier géén reden voor?
A
de breedteligging
B
de ligging aan zee
C
de ligging op het land
D
de overheersende westenwind
Slide 36 - Quizvraag
Wat betekent 'overheersend' als we het over overheersende wind hebben?
A
komt weinig voor
B
komt het meest voor
C
komt niet voor
D
komt alleen maar voor
Slide 37 - Quizvraag
Wat betekent 'aanlandige wind'?
A
Wind vanuit het noorden
B
Wind uit het zuiden
C
Wind die vanaf zee waait
D
Frontale regen
Slide 38 - Quizvraag
Als er een aflandige wind staat in de zomer is het...?
A
kouder
B
warmer
C
hetzelfde als altijd
D
natter
Slide 39 - Quizvraag
Wat kunnen de gevolgen zijn van klimaatverandering in Nederland?
Slide 40 - Open vraag
Waardoor is het in de zomer in Berlijn warmer dan in Nederland?
Slide 41 - Open vraag
Slide 42 - Tekstslide
Huiswerk
Lever uiterlijk vrijdag de PO Factsheet klimaat in als je dat nog niet gedaan had!
Volgende week woensdagmoeten de opdrachten van paragraaf 3.4 af zijn in je boek. Leer daarbij ook de leerdoelen en begrippen van deze paragraaf.