Bij welke longaandoening worden de luchtwegen nauwer, door samentrekkende spiertjes in luchtpijptakjes?
A
astma
B
COPD
Slide 5 - Quizvraag
Welke stof wordt via de huidmondjes opgenomen?
A
Koolstofdioxide
B
Mineralen
C
Water
D
Suikers
Slide 6 - Quizvraag
Welke functies hebben je nieren níét?
A
Filteren van het bloed
B
Produceren van hormonen (bijnieren)
C
Vormen van Urine
D
Vorming van zouten
Slide 7 - Quizvraag
Als je veel hebt gedronken, maken de nieren... urine aan, deze urine is dan … van kleur
A
veel, donkergeel
B
weinig, donkergeel
C
veel, lichtgeel
D
weinig, lichtgeel
Slide 8 - Quizvraag
Wat halen je nieren niet uit je bloed?
A
Ureum
B
Hormonen
C
Water
D
Glucose
Slide 9 - Quizvraag
Van welke bloeddeeltjes worden er meer gemaakt als de nieren EPO afgeven?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
Slide 10 - Quizvraag
In de nieren worden verschillende stoffen uit het bloed verwijderd en met de urine uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere een nier weergegeven. Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
P is een slagader
Q is een ader
R is de urineleider, die brengt urine van de nier naar de blaas
A
letter P
B
letter Q
C
letter R
Slide 11 - Quizvraag
De huid beschermt tegen sterk afkoelen door...
A
zweet te produceren
B
bloedvaatjes in de huid te verwijden
C
bloedvaatjes in de huid te vernauwen
D
pigment te maken
Slide 12 - Quizvraag
Kapsel van Bowman
Eerste gekronkelde nierbuisje
Lus van Henle
Verzamel- buis
Ultrafiltratie
Water resorptie
Water resorptie
Resorptie van glucose
Slide 13 - Sleepvraag
Instromend bloed
Voor- urine
uitstromend bloed
urine
Is nog ongezuiverd
Bijna hetzelfde als bloedplasma
Bevat weinig ureum, gezuiverd
Bevat het meeste ureum
Slide 14 - Sleepvraag
Wat is waar over de samenstelling van voorurine?
A
deze is exact hetzelfde als bloedplasma
B
deze lijkt op bloedplasma, maar zonder de bloedcellen
C
deze lijkt op bloedplasma, maar zonder bloedcellen en eiwitten
D
deze is ongeveer hetzelfde als weefselvloeistof
Slide 15 - Quizvraag
De resorptie van glucose door het nierbuisje gebeurt via actief transport. Wat is waar?
A
Het kost vrijwel geen energie
B
Het gaat vanzelf, met de concentratie mee
C
Het kost energie in de vorm van ATP
D
Het kost energie in de vorm van warmte
Slide 16 - Quizvraag
Wat meten de osmoreceptoren in de hypothalamus?
A
De zoutconcentratie
B
De glucoseconcentratie
C
De concentratie van alle opgeloste stoffen samen
D
De eiwitconcentratie
Slide 17 - Quizvraag
Als je heel zoute drop gegeten hebt, krijg je dan veel of weinig ADH in je bloed? Waarom?
A
Veel ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Veel ADH want dat remt de uitscheiding van water
C
Weinig ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
D
Weinig ADH want dat remt de uitscheiding van water
Slide 18 - Quizvraag
welke kracht of elke energiebron zorgt voor ultrafiltratie?
A
ATP
B
osmose
C
diffusie
D
bloeddruk
Slide 19 - Quizvraag
Is bij diabetes de bloedsuikerspiegel meestal te hoog of te laag?
A
Te hoog, dat heet
'een hypo'
B
Te laag, dat heet
'een hypo'
C
Te hoog, dat heet
'een hyper'
D
Te laag, dat heet
'een hyper'
Slide 20 - Quizvraag
Waar wordt in een gezond persoon insuline gemaakt? En glucagon?
A
Insuline in de lever en glucagon in de alvleesklier
B
Beide in de nieren
C
Insuline in de alvleesklier en glucagon in de lever
D
Beide in de alvleesklier
Slide 21 - Quizvraag
Verbranding in de cellen
Gebruik BINAS voor deze vraag
Schildklierhormoon (T3 of T4)
TSH
TRH
Remt
Stimuleert
Slide 22 - Sleepvraag
BINAS 89 C Bij mensen met kanker aan de schildklier wordt deze soms verwijderd. Wanneer er na zo'n operatie geen schildklierhormoon (T3 en T4) meer wordt gemaakt, wat gebeurt er dan met de hoeveelheid TRH en TSH?
A
Ze dalen beide want ze hebben geen functie meer
B
Ze stijgen beide want er is geen rem meer van T3 en T4
C
Ze blijven gelijk want deze hormonen worden standaard aangemaakt
D
Ze stijgen beide want ze nemen de functie van schildklierhormoon over