16 januari 2024

6-11-2024
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6-11-2024

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour!

Slide 2 - Tekstslide

Présence
tout le monde est présent?

Slide 3 - Tekstslide

Le programme
Aujourd'hui c'est mardi 16 janvier
  • D-toets
  • révisions
  • Les devoirs (het huiswerk)


Slide 4 - Tekstslide

D-toets
  1. ga naar Magister, leermiddelen, Grandes Lignes
  2.  klik op 1. Salut c'est moi!
  3. rechts onderin, klik op oefentoets
  4. maak de D-toets, deze lijkt op de toets van volgende week
  5. je hebt 25-30 minuten de tijd om het te maken
timer
25:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'le chien'?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'le garçon'?

Slide 7 - Open vraag

welk lidwoord?
......garçon
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 8 - Quizvraag

welk lidwoord?
.....famille
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 9 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord in:
Ik heb een vriend
J'ai ____ copain
A
Le
B
La
C
Un
D
Une

Slide 10 - Quizvraag

Verander het lidwoord in le, la, les, l':
une soeur
A
la soeur
B
le soeur
C
les soeurs
D
l'soeur

Slide 11 - Quizvraag

verander het lidwoord in le, la, les, l':
J'habite dans un hôtel.
A
le hôtel
B
la hôtel
C
l'hôtel
D
les hôtel

Slide 12 - Quizvraag

un ami
A
le ami
B
la ami
C
l'ami
D
les ami

Slide 13 - Quizvraag

la fille
A
un fille
B
une fille

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal: de ouders

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: Het boek

Slide 16 - Open vraag

Vertaal: een pen

Slide 17 - Open vraag

le
la
l'
les
ami
foot
garçons
natation
fille
élève
parents
frère

Slide 18 - Sleepvraag

un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon

Slide 19 - Sleepvraag

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal: Ik heb
A
J'ai
B
Tu as
C
Il a
D
Elle a

Slide 22 - Quizvraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Slide 23 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Marc et Sophie _______ un chien.

Slide 24 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Slide 25 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.

Slide 26 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Slide 27 - Open vraag

au travail-
les devoirs



Contrôle

Slide 28 - Tekstslide

la fin

  • wat heb je geleerd?
  • vragen?

Slide 29 - Tekstslide

au revoir! 

Slide 30 - Tekstslide