6.5 Gedrag

 Gedrag
(Basisstof 5) 

les doel van vandaag:
  • Na deze les kan je in eigen woorden uitleggen hoe een respons tot stand komt
  • Na deze les weet je wat het verschil is tussen een inwendige prikkel en een uitwendige prikkel
  • Na deze les kan je voorbeelden geven van aangeleerd en aangeboren gedrag
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Gedrag
(Basisstof 5) 

les doel van vandaag:
  • Na deze les kan je in eigen woorden uitleggen hoe een respons tot stand komt
  • Na deze les weet je wat het verschil is tussen een inwendige prikkel en een uitwendige prikkel
  • Na deze les kan je voorbeelden geven van aangeleerd en aangeboren gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 2 - Tekstslide

Gedrag
Een prikkel is een invloed uit de omgeving op een organisme.
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Als je reageert op een prikkel, sturen de hersenen impulsen naar de spieren.

Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen met een bepaald doel. Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling = gedragsketen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

gedrag
Het meisje op de afbeelding op de vorige bladzijde vindt een leuk filmpje op YouTube. In haar hersenen wordt ze zich bewust van die prikkel.

Ze reageert op die prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar. Er gaan dan impulsen naar haar spieren.

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 5 - Tekstslide

Gedrag
Er bestaan verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat (een inwendige prikkel).

Andere prikkels komen van buiten het lichaam. Je ziet en ruikt bijvoorbeeld gebakken brood. Een uitwendige prikkel komt van buiten het lichaam en kun je via je zintuigen waarnemen.

Slide 6 - Tekstslide

Gedrag
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

Als je al veel hebt gegeten, is je motivatie erg laag om nog een boterham te eten. De prikkel 'ruiken van vers brood' leidt dan niet tot eetgedrag.

Maar als je honger hebt, is je motivatie om te eten hoog. Dezelfde prikkel, 'ruiken van vers brood', leidt dan wel tot een respons.

Slide 7 - Tekstslide

Gedrag
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.

Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Gedrag
Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt het gedrag beïnvloed door soortgenoten.
Het gedrag van soortgenoten naar elkaar toe noem je 
sociaal gedrag.

Bij sociaal gedrag is een handeling van een dier (of mens) een prikkel voor een handeling van een soortgenoot.

Slide 11 - Tekstslide

Gedrag
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal.

Het opsteken van een hand is een signaal aan een soortgenoot. Denk ook aan gebaren en taal. Dieren gebruiken vaak kleur, geluiden of geur.


Slide 12 - Tekstslide

Gedrag
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen zijn gebaseerd op waarden.

Slide 13 - Tekstslide

Gedrag
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt - iemand steekt een hand op - noem je observatie.

Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 6.5
Klaar? Maak de test jezelf en de samenhang
Klaar? Ga verder met je poster

Slide 15 - Tekstslide