4.1 Een stroomkring maken

4.1 Een stroomkring maken
Lesdoelen:
Aangeven wat er nodig is voor een stroomrking.
Wat geleiders en isolatoren zijn.
Een ampèremeter juist aflezen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

4.1 Een stroomkring maken
Lesdoelen:
Aangeven wat er nodig is voor een stroomrking.
Wat geleiders en isolatoren zijn.
Een ampèremeter juist aflezen.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
* stoom
*water opdracht
* 4.1 uitleg deel maken
*4.2 uitleg en deel maken
Volgende les practica van 4.1 en 4.2 met 4.3 theorie

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
Heb jij al eens een (elektrische) schok gekregen ?

Slide 3 - Tekstslide

Voor een stroomkring heb je nodig:
- een spanningsbron (hier de batterij)
- verbindingen (hier de snoeren)
- een apparaat (hier het lampje)

Slide 4 - Tekstslide

Geleiders en isolatoren
Geleiders geleiden elektrische stroom (en warmte) goed:
V.b.; alle metalen, koolstof, water met zout.

Isolatoren laten haast geen elektrische (stroom) en warmte door. 
V.b. Glas, rubber, plastic, hout.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

De stroomsterkte meten

Slide 8 - Tekstslide

De stroomsterkte meet je met een ampèremeter.

Tips aansluiten:
* grootste bereik eerst
* Plus spanningsbron op plus ampèremeter.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Omreken ampère/milliampère
Het symbool van stroomsterkte: I 
De eenheid: A 

1 A = 1000 mA
1 m A = 0,001 A

V.b Reken om      a) 3 A = .....mA         b) 200 mA =....A

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Belang lesdoel
Je practicum stroom meten goed uitvoeren.
Weten wanneer je schokken kan krijgen.
Deze onderwerpen kun je bij de toets verwachten.

Slide 13 - Tekstslide

Controle vragen
1 Teken de opstelling om te bepalen of een stof stroom geleid.

Slide 14 - Tekstslide

Controle vragen
2 a Noem vier geleiders.
2b Noem vier isolatoren.

Slide 15 - Tekstslide

Controle vragen
3 Teken de opstelling om de stroomsterkte door een lampje te meten. De symbolen worden op het bord getekend.

Slide 16 - Tekstslide

4 Lees de ampèremeter af

Slide 17 - Tekstslide

5 Controle vragen
Neem over en reken om:

0,2 mA = .........A
30 A =..........mA
562 mA =.....A

Slide 18 - Tekstslide

1 Bij de ampèremeter begin je met het grootste bereik.
2 De plus v.d. voeding moet op de min v.d. ampèremeter
A
1 en 2 juist
B
1 juist
C
2 juist
D
geen juist

Slide 19 - Quizvraag

Als je plast tegen schrikdraad;
1 krijg je krijg je een gesloten stroomkring.
2 doe je dit daarna (gewoonlijk) nooit meer.
A
1 en 2 juist
B
1 juist
C
2 juist
D
allebei fout

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video