Wat is belangrijk?

Leervragen
Bij deze presentatie ga je zelf aan de slag. 
wat betekenen de dia kleuren?
- Witte dia : een opdracht
- Blauwe dia : antwoord
- Paarse dia : uitleg
Je maakt de vragen op een ruitjes papier.
In totaal zijn er 6 vragen die je kan maken.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leervragen
Bij deze presentatie ga je zelf aan de slag. 
wat betekenen de dia kleuren?
- Witte dia : een opdracht
- Blauwe dia : antwoord
- Paarse dia : uitleg
Je maakt de vragen op een ruitjes papier.
In totaal zijn er 6 vragen die je kan maken.

Slide 1 - Tekstslide

Formules
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd

Afstand = gemiddelde snelheid x tijd

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1
Je fiets 15 km naar school over 45 minuten.
Wat is je gemiddelde snelheid in km/h?

Slide 3 - Tekstslide

Gevraagd
Afstand= 15 km
Tijd = 45 min 

omrekenen:
45 min = 0,75 h
(45 : 60)
Formule:
Gemiddelde snelheid = 
afstand : tijd

snelheid = 15 : 0,75

gemiddelde snelheid =
20 km/h

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2
De gemiddelde snelheid van een marathonloper is 10 km/h.
Wat is de afstand in km na 35 minuten?

Slide 5 - Tekstslide

Gegevens
g. snelheid= 10 km/h
Tijd = 35 min
omrekenen:
35 min : 60 = 0,583 h

Formule:
Afstand = g. snelheid x tijd
invullen

Afstand = 10 x 0,583

Afstand = 5,83 km

Slide 6 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3 - omrekenen
30 m/s =     km/h
45 km/h =    m/s
130 km/h =    m/s
4 m/s =     km/h

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden
30 m/s = (x3,6) 108  km/h
45 km/h =(:3,6) 12,5  m/s
130 km/h = (:3,6) 36,11 m/s
4 m/s =(x3,6)  14,4   km/h

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4 - grafiek aflezen
 a Wat is de totale afstand die de fietser heeft afgelegd?
  b Hoelang heeft de fietser daarover gedaan?
 c Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in km/h. Schrijf de hele berekening op.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden
A = totale afstand is 60 km
B = de tijd is 2 h 40 min 
(40 min : 60 = 0,667 h)
C = snelheid= afstand: tijd
Afstand = 60 km  Tijd = 2,667 h
snelheid = 60 : 2,667
snelheid is = 22,5 km/h

Slide 11 - Tekstslide

Bewegingen herkennen
Bij de volgende opdracht moet je kiezen uit de volgende 3 bewegingen:
- Versnelde beweging
- Constante beweging
- Vertraagde beweging
Je kan ze meerdere keren gebruiken!

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 5
A. Welke beweging wordt er uitgebeeld op de grafiek uit de vorige dia? 
B. Een auto komt hard aanrijden en moet plotseling stoppen voor een rood verkeerslicht. Wat voor beweging is dit?
C. Tijdens de marathon worden er veel kilometers gelopen. Wat is de beweging van de starters de eerste 5 minuten? 

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
A. Vertraagde beweging

B. Vertraagde beweging

C. Versnelde beweging

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 6
Maikel rijdt met een snelheid van 50 km/h door de stad. Plotseling ziet hij 35 m voor zich een kind de weg op rennen.
 Leg uit of Maikel op tijd stilstaat om een ongeluk te voorkomen.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord
Uit de grafiek kan je zien dat de stopafstand bij 50 km/h 30 m is. 
Het antwoord op de vraag is dan ja, hij staat op tijd stil, want hij staat na 30 m al stil en het kind is pas op 35 m.


Slide 16 - Tekstslide

Ben je klaar?
Pak je boek erbij en het nakijkboekje online (in magister bij de toets -> bijlage).
Kijk hoofdstuk 5 na.

Slide 17 - Tekstslide