5: de rechtszaak

5: de Rechtszaak
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

5: de Rechtszaak

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhaling: 
1. Welke rechten heeft de politie
2. Welke maatregelen kan een officier van justitie nemen?
- Uitleg verloop rechtszaak.
- Huiswerk:  paragraaf 5
Lesdoel: Aan het eind van de les snap je hoe een rechtszaak verloopt.

Slide 2 - Tekstslide

Eerlijk proces
Wanneer de officier van justitie besluit om jou te vervolgen, komt er een rechtszaak. De verdachte krijgt dan een dagvaarding.

Dagvaarding = Een oproep om voor de rechter te verschijnen. 
In de dagvaarding staat: 
  • het feit waarvan je verdacht wordt.
  • het tijdstip en de plaats waar de zitting plaatsvindt.

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke personen bij een rechtszaak
Bij een rechtszaak zijn de volgende personen aanwezig:
  • de verdachte, bijgestaan door een advocaat.
  • de officier van justitie die de verdachte aanklaagt.
  • de rechter die bepaalt of iemand schuldig is en of hij een straf krijgt. 
 
         Rechters zijn in Nederland onafhankelijk en onpartijdig.

Slide 4 - Tekstslide

Wie is wie?

  1. Verdachte
  2. Rechter
  3. Advocaat
  4. Getuige(n)
  5. Pers
  6. Publiek
  7. Officier van Justitie
  8. Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De Rechtzaak 

1. 
De opening





De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte.

Slide 7 - Tekstslide


2. 
De aanklacht


De officier van justitie leest de aanklacht (=ten laste legging) voor.

Slide 8 - Tekstslide


3. 
Het verhoor van de verdachte


Eerst mag de verdachte zelf zijn verhaal doen en vervolgens  ondervragen de rechters, de officier van justitie en je eigen advocaat jou.

Slide 9 - Tekstslide


4. 

Het getuigenverhoor



Mensen die iets gehoord of gezien hebben dat met de zaak te 

maken kan hebben worden bevraagd. Hiervoor leggen getuigen een eed af. Getuigen mogen niet liegen en geen aannames doen. 

Slide 10 - Tekstslide


5. 

Officier van justitie.



De officier legt uit waarom hij de verdachte schuldig vindt en eist een bepaalde straf. Dit heet het requisitoir.

Slide 11 - Tekstslide

6. 
Het pleidooi

De advocaat mag de verdachte een laatste keer verdedigen. Hij kan nogmaals bijzondere omstandigheden aanhalen. Of wijzen op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft. Dit heet het pleidooi.

Slide 12 - Tekstslide


7. 
Het laatste woord



Als verdachte heb je altijd het laatste woord.  Je kunt ook nog iets zeggen over de strafeis van de officier.  De verdachte kan bijvoorbeeld ook aangeven of hij/zij spijt heeft. 

Slide 13 - Tekstslide

8. 

De uitspraak


De rechter vertelt of je schuldig of onschuldig bent en welke straf hij wil geven.  Dit kan een gevangenisstraf zijn,  een voorwaardelijke straf of boete. 

Meestal is de uitspraak of het vonnis twee weken later. 

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting (sleep naar de juiste plek)
Een rechtszaak begint met een                            van de gegevens. Als alles klopt, leest de officier van justitie de                              voor. Hierin staat waar de verdachte van beschuldigd wordt. Daarna worden vragen gesteld. Eerst aan de verdachte en daarna aan de                           . Na de ondervragen eist de officier een                     . De advocaat, die de verdachte                           , probeert de rechter ervan te overtuigen een lagere straf de geven. De rechter bepaalt uiteindelijk de straf, dit is het                           .

aanklacht
controle
getuige
straf
verdedigt
vonnis
helpt
uitspraak

Slide 15 - Sleepvraag

Wanneer ben je schuldig?
Om te bepalen of iemand schuldig is, stelt een rechter drie vragen.

1. Gaat het om een strafbaar feit?

2. Heeft de verdachte het gedaan?

3. Is de verdachte strafbaar?
De 'blinde rechter' Sebastiaan Hermans.
Geen beïnvloeding door uiterlijke kenmerken. Een voordeel?

Slide 16 - Tekstslide

1. Gaat het om een strafbaar feit?
Strafbaar feit: Een delict dat in het Wetboek van Strafrecht staat.
Voorbeelden:
  • Diefstal
  • Geweld
  • Moord
  • Afpersing

Uitzonderingen:
  • Verdediging
Alle strafbare feiten, wat dus bij wet verboden is, staan in het Wetboek van Strafrecht.

Slide 17 - Tekstslide

2. Heeft de verdachte het gedaan?
De rechter beoordeelt aan de hand van het bewijs of de verdacht het misdrijf heeft gepleegd.

Twijfel? Dan volgt een vrijspraak


Slide 18 - Tekstslide

3. Is de verdachte strafbaar?
Je bent alleen strafbaar als je verantwoordelijk bent voor je eigen gedrag.

Ontoerekeningsvatbaar: Geen invloed op je eigen gedrag, psychische stoornis.

Terbeschikkingstelling (TBS): Mensen die zichzelf niet kunnen beheersen behandeld in een kliniek en komen pas vrij als ze volgens de artsen genezen zijn.
TBS-kliniek Oostvaarderskliniek. 
Daders zitten voor een onbeperkte tijd hierin vast. Dit kan zelfs voor altijd zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Jeugdstrafrecht
Voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud die een zwaar misdrijf hebben gepleegd.

Doel: Voorkómen dat een jongere opnieuw de fout ingaat.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Je gaat aan de slag met de opdrachten van 9.5:




Slide 21 - Tekstslide