koken

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

In de keuken......

Wat is dit?

1. een koekenpan
2. een braadpan
3. een bakpan
4. een pannenlap

Waar kook je op?

1. op een warmhoudplaatje
2. op een oven
3. op een fornuis
4. op een aanrecht

Wat is dit?

1. een beslagkom
2. een schaaltje
3. een bolzeef
4. een vergiet

Hoe noem je een vork, mes en lepel samen?

1. het bestek
2. het bestik
3. het bestok
4. het bestuk

Waarmee droog je je vaat af?

1. een handdoek
2. een vaatdoek
3. een theedoek
4. een pannenlap

Wat zie je op het plaatje?

1. bakken
2. snijden
3. braden
4. koken

Hoe maak je aardappelpuree?

1. met een spatel
2. met een pollepel
3. met een garde
4. met een stamper

Waarin bak je een ei?

1. in een koekenpan
2. in een braadpan
3. in een steelpan
4. in een beslagkom

Wat is dit?

1. een theedoek
2. een vaatdoek
3. een handdoek
4. een schuurspons

Waar gebruik je een schuurspons voor?

1. om af te drogen
2. om op te ruimen
3. om schoon te maken
4. om je glazen mee te poetsen

Hoe noem je het rijtje met voedingsmiddelen dat in een recept staat?

1. recept
2. werkwijze
3. ingredienten
4. materialen

Wat zie je op het plaatje?

1. spatel
2. pollepel
3. soeplepel
4. garde

Schrijf het woord goed:

Schrijf het woord goed:

Schrijf het woord goed:

Schrijf het woord goed:

Schrijf het woord goed:

Schrijf het woord goed:

Schrijf het woord goed: