Zouten 3 vwo
1 / 20
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Een zout bestaat uit:
A
Metaalatomen
B
Niet-metaalatomen
C
Metaalatomen en niet-metaalatomen
D
Edelgassen
Slide 2 - Quizvraag
Een moleculaire stof bestaat uit:
A
Metaalatomen
B
Niet-metaalatomen
C
Metaalatomen en niet-metaalatomen
D
Edelgassen
Slide 3 - Quizvraag
Ionen
A
Geladen moleculen
B
moleculen
C
Atomen
D
Geladen Atomen
Slide 4 - Quizvraag
Metaal ionen zijn meestal...
A
Positief geladen
B
Negatief geladen
C
Neutraal
Slide 5 - Quizvraag
Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen
Slide 6 - Quizvraag
Geef de formule van deze zout:
Caliumcarbonaat
Caliumcarbonaat
Slide 7 - Open vraag
Geef de formule van deze zout:
Bariumsulfaat
Bariumsulfaat
Slide 8 - Open vraag
Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit:
A
metalen én niet-metalen
B
ionen
C
niet-metalen
D
metalen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de formule van een natrium ion?
A
N +
B
Na
C
Na +
D
Na 2+
Slide 10 - Quizvraag
Welke lading hebben de ionen in NaCl
A
1+ en 1-
B
2+ en 1-
C
2- en 1+
D
2+ en 2-
Slide 11 - Quizvraag
Geef de formule van deze zout:
Zilvernitraat
Zilvernitraat
Slide 12 - Open vraag
Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen
Slide 13 - Quizvraag
Noem 3 eigenschappen van zouten op macroniveau
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Tussen de ionen zitten geen covalente bindingen. Waardoor worden ze dan wél bij elkaar gehouden?
