Herhaling H3 WsTv

W E L K O M
Herhaling woordenschat en taalverzorging H3:
vaste vergelijkingen
lijdend voorwerp
verwijswoorden
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

W E L K O M
Herhaling woordenschat en taalverzorging H3:
vaste vergelijkingen
lijdend voorwerp
verwijswoorden
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn vaste vergelijkingen?
In een vergelijking zet je 2 dingen naast elkaar die op elkaar lijken, je vergelijkt ze met elkaar.


Bijvoorbeeld: Jasper is zo sterk als een beer.
Door Jasper te vergelijken met een beer, maak je duidelijk dat Jasper heel erg sterk is.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zien vaste vergelijkingen er dan uit?
Een vaste vergelijking heeft meestal de vorm: 'Zo... als...'

Een vergelijking is ALTIJD figuurlijk bedoeld. Jasper kan natuurlijk nooit ECHT zo sterk zijn als een beer.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo groen als ... 

Slide 5 - Tekstslide

gras
Zo dom als een ... 

Slide 6 - Tekstslide

ezel
Zo ... als een kwartel.

Slide 7 - Tekstslide

doof
Het lijdend voorwerp

Stap 1) Vind het werkwoordelijk
               gezegde
Stap 2) Vind het onderwerp
Stap 3) Stel de vraag: 'Wat (wie)
               + wwg+ ow?'

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?
'De loterij heeft veel geld opgebracht.'

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?

'Mijn moeder voert een skypegesprek met haar zus in Spanje.'

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?
Gisteren heeft mijn broer een nieuwe fiets gekregen.
A
mijn broer
B
een nieuwe fiets
C
fiets
D
gisteren

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naar het-woorden verwijs je met
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
dit
B
die
C
dat
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meisje .... daar loopt, was gisteren jarig.
A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik koop een krentenbol, .... ziet er lekker uit.
A
dat
B
het
C
die
D
dit

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zusje is vervelend, .......pest mij heel erg.
A
haar
B
hij
C
ze
D
je

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het werkwoord het voltooid deelwoord? Gebruik dan 'T KoFSCHiP X

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Martha heeft gisteren met Hendrika gespeeld. Gespeeld is hier een....
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eindigt op een t 
Eindigt op een d 
Heb jij de kinderen wel opgehaal... ?
Bij de herkansing had Layla haar cijfer zelfs verdubbel....
Wat heb je gebof...
Wij hebben gisteren samen gedans....

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

verloten
Het .... cadeau.
A
verlootte
B
verlote
C
verlotte
D
verloote

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

snijden
Het...........stokbrood.
A
gesnijde
B
gesnijdde
C
gesneden
D
gesneeden

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

maken
Het ............. huiswerk
A
gemakte
B
gemaaktte
C
gemaktte
D
gemaakte

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verbreden
De..........straat.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies