interpunctie

Interpunctie (= leestekens)
. ? ! , : ; "

Wij gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Interpunctie (= leestekens)
. ? ! , : ; "

Wij gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken. 

Slide 1 - Tekstslide

hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed

Slide 2 - Tekstslide

Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.

Mijn naam is Daniel.

Slide 3 - Tekstslide

Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.

Hoe gaat het met jou?

Slide 4 - Tekstslide

Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:

Houd op!

Slide 5 - Tekstslide

Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.

Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel.

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting.

- Neem mee: een tas, een handdoek en een zonnebril.
- Hij zei: 'Hoi!'
- U kunt kiezen uit: vegetarisch of vlees.

Slide 7 - Tekstslide

Puntkomma (;)
De puntkomma maakt duidelijk dat de zin ervoor en erna veel met elkaar te maken hebben.

We hebben een geweldige vakantie gehad; vooral het wandelen was leuk.

LET OP: een puntkomma kan worden vervangen door een punt, maar niet door een komma.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
Dubbele punt:
- Er zijn twee opties: het gaat door of het gaat niet door.
- Denk aan de volgende spullen: een warme trui, sokken en een muts.

Puntkomma:
- We stonden vroeg op; we hadden nog een lange reis voor de boeg.
- Ik houd niet van zwemmen; toch neem ik een zwembroek mee.

Slide 9 - Tekstslide

Aanhalingsteken (')
Een aanhalingsteken wordt gebruikt bij een citaat en om een woord op te laten vallen.

- Maher vroeg: 'Heb je al gekookt?'
- Een hond met korte poten wordt een 'corgi' genoemd. 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag! 
1. Kies een tekst die je afgelopen tijd hebt gemaakt (tip: kies er een die je nog in moet leveren). 
2. Kopieer de tekst en plak deze 2 keer in een word document. 
3. Zet boven de eerste tekst: originele versie. 
4. Zet boven de tweede tekst: aangepaste versie. 
5. Pas de tweede tekst aan: let op hoofdletters & interpunctie.
6. Lever het document in via teams. 

Slide 11 - Tekstslide