Zet in meest logische volgorde: -impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie
Slide 7 - Quizvraag
Veraf en dichtbij
Slide 8 - Tekstslide
Spieren en lensbandjes
Slide 9 - Tekstslide
Als ik wil scherpstellen op een voorwerp dat dichtbij is, dan de kringspiertjes
van het/de , waardoor de lensbandjes komen te staan en de lens wordt.
strak
straalvormig lichaam
iris
slap
ontspannen
spannen (aan)
boller
platter
Slide 10 - Sleepvraag
Oudere mensen kunnen dikwijls de krant alleen zonder bril lezen, als ze deze met gestrekte armen voor zich houden. Welke van de genoemde veranderingen kan daarvan de oorzaak zijn?
A
troebelheid hoornvlies
B
troebelheid lens
C
verminderen van elasticiteit lens
D
groter worden van de afstand tussen lens en netvlies
Slide 11 - Quizvraag
Iemand kijkt met een 1 oog naar het midden van een zwarte schijf met een diameter van 50 cm. Deze schijf staat tegen een lichte achtergrond. De afstand van het oog tot de schijf bedraagt 20 cm. De schijf wordt nu langzaam van het oog verwijderd tot op een afstand van 10 meter. 1) Wordt het beeld van de schijf op het netvlies groter of kleiner? 2) Op welke wijze past de pupil zich aan bij de nieuwe situatie?
A
groter, groter
B
groter, kleiner
C
kleiner, groter
D
kleiner, kleiner
Slide 12 - Quizvraag
Op welke plek van het netvlies moet het licht vallen/samenkomen?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Vaatvlies
D
Hoornvlies
Slide 13 - Quizvraag
Waar ontstaat een impuls na een prikkel?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel
Slide 14 - Quizvraag
Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijding optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijding optreedt?
A
oogspieren
B
kringspieren in de iris
C
spieren in straalvormig lichaam
D
straalsgewijs lopende spieren in de iris
Slide 15 - Quizvraag
Oudere mensen kunnen vaak dichtbij niet meer goed zien. Hoe komt dit?
A
de oogbol verandert van vorm als je ouder wordt.
B
de lens wordt minder flexibel
C
het nabijheidspunt komt dichterbij te liggen
D
de hersenen functioneren minder goed
Slide 16 - Quizvraag
voor welke drie kleuren licht zijn de drie typen kegeltjes van de mens gevoelig?
Slide 17 - Open vraag
Bril of lenzen nodig?
Slide 18 - Tekstslide
Je kan de blaadjes in de hoge boom niet scherp zien, wat ben je dan?
A
Bijziend, holle (min) lens nodig
B
Bijziend, bolle (plus) lens nodig
C
Verziend, holle (min) lens nodig
D
Verziend, bolle (plus) lens nodig
Slide 19 - Quizvraag
iemand die bijziend is
A
heeft een bril met positieve lenzen nodig
B
moet vaker dichtbij kijken
C
heeft een bril met negatieve lenzen nodig
D
moet vaker veraf kijken
Slide 20 - Quizvraag
Dichtbij scherp zien = lens A of lens B? want de lens is ........ en de lensbandjes zijn .....
A
Lens B
lens is plat
lensbandjes zijn strak
B
Lens A
lens is plat
lensbandjes zijn slap
C
Lens A
lens is bol
lensbandjes zijn slap
D
Lens B
lens is bol
lensbandjes zijn strak
Slide 21 - Quizvraag
Spieren aansturen
Impulsen van motorische neuronen doorgegeven aan een motorische eindplaat
Het axon is aangesloten op 1 of meerdere axonen, dat is een motorische eenheid
Slide 22 - Tekstslide
Bij fijne motoriek, zoals het bewegen van ogen, hoort een
A
kleine motorische eenheid
B
grote motorische eenheid
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Op welk moment is de myosine kop in 'lage energie' toestand?