6.4

a of an
Deze les leer je het verschil tussen A en An 

én wanneer je deze kunt gebruiken.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

a of an
Deze les leer je het verschil tussen A en An 

én wanneer je deze kunt gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer kies je welke?
a = woord erna begint met een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform

an = woord erna begint met een klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

a of an? 
Beantwoord de volgende vragen

Slide 4 - Tekstslide

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 5 - Quizvraag

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 6 - Quizvraag

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

a of an?
.... tree
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

A of AN?
.... umbrella
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

A of AN?
.... president
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

child
apple
house
uniform
hour
M&M
A
A
A
An
An
An

Slide 16 - Sleepvraag

A of AN?
.... apple
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

A or An

... lamp
A
A
B
An

Slide 18 - Quizvraag

a of an:
..... book
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

a of an:
....... hour
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

a or an?

... exercise?
A
a
B
an

Slide 21 - Quizvraag

A or An

... uniform
A
A
B
An

Slide 22 - Quizvraag

A or An

... university
A
A
B
An

Slide 23 - Quizvraag

A or An

... tree
A
A
B
An

Slide 24 - Quizvraag

A of AN?
..... banana
A
a
B
an

Slide 25 - Quizvraag

A of AN?
dog
A
a
B
an

Slide 26 - Quizvraag

Learning the Wh questions

Slide 27 - Tekstslide

WH questions
Leerdoel: Ik kan de WH question words  toepassen in een zin

Slide 28 - Tekstslide

Wat betekend ...

who
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekend ...

what
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekend ...

where
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekend ...

when
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekend ...

waarom
A
which
B
where
C
why
D
how

Slide 33 - Quizvraag

Wat betekend ...

hoe
A
which
B
where
C
why
D
how

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

_____ do you live? I live in London.
A
Where
B
Who
C
What

Slide 36 - Quizvraag

____ are you going to the concert?
I'm going to the concert next week.
A
Where
B
When
C
What

Slide 37 - Quizvraag

_____ is Nancy reading?
She is reading a newspaper.
A
What
B
When
C
Who

Slide 38 - Quizvraag

____ are you talking about?
We are talking about the weather.
A
Who
B
What
C
Where

Slide 39 - Quizvraag

Maken in je werkboek
Blz. 118 opdracht 45
Blz. 120 opdracht 47
Blz. 121 opdracht 49 en 50
Blz. 124 opdracht 55 en 56

Slide 40 - Tekstslide