H5.4 Weerstanden

H5.4 Weerstanden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H5.4 Weerstanden

Slide 1 - Tekstslide

H5 Elekticiteit

wk 5:   H5.1-5.2 Elektrische apparaten
wk 6:  H5.3       Spanning en stroomsterkte
wk 9:  H5.4       Weerstanden
wk 10:  H5.5       Serie en Parallel
wk 11: Herhaling + oefentoets H5
wk 12:  21 mrt    Schoolexamen H5

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Formules H5.2 en H5.3 en 2 opgaven boek

Instructie H5.4 Weerstanden

Slide 3 - Tekstslide

Energie en vermogen
Twee eenheden van ENERGIE 
  • Natuurkunde       => Energie in Joule [J]
  • Energiebedrijven => Energie in Kilo-Watt-hour [kWh]

ENERGIE = VERMOGEN x TIJD
  • E in [J]      => P in [W]   en t in [s]
  • E in [kWh] => P in [kW] en t in [h]


Slide 4 - Tekstslide

opg. 21 p. 109
Om een liter water uit de kraan aan de kook te brengen, is gemiddeld 360 kJ energie nodig. 
De waterkoker heeft een vermogen van 1800 W. 
Bereken hoelang het duurt voordat je met deze waterkoker 1,5 liter aan de kook hebt.
 (bereken eerst hoeveel tijd het kost om 1 liter water te koken)
Gegevens:
  • E = 360 kJ = 360 000 J (1 liter)
  • P = 1800 W
Gevraagd:
  • t = ? sec.  van 1,5 liter water
Formule:
  • E = P x t  ;  t = E : P
Uitwerking:
  • t = 360 000:1800 = 200 s (1 L)
Antwoord:
  • => 0,5 liter is 200 : 2 =100 s
  • => 1,5 liter is 100 x 3 = 300 s 

Slide 5 - Tekstslide

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

  • De batterij heeft een spanning van 6 V                                                                       en een stroomsterkte van 2 A. Hoe groot                                                                         is het het vermogen van dit lampje?




De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 6 - Tekstslide

Capaciteit
Capaciteit = stroomsterkte x tijd

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Capaciteit
C
Ampère-uur
Ah
Tijd
t
Uur
h
Stroomsterkte 
Ampère 
A
C = I x t

Slide 7 - Tekstslide

opg. 23 p. 118
Lees de specificaties bij de muziekspeler:
De specificaties:
* 64 GB-geheugen
* Werkt op één oplaadbare ingebouwde Li-polymeerbatterij van 3,7 V, 500 mAh, gedurende 20 uur
* oplaadtijd: 70 min
Bereken het elektrisch vermogen van deze muziekspeler?
Gegevens/gevraagd:
  • U = 3,7 V 
  • C = 500 mAh = 0,500 Ah
  • tdraaien = 20 h
  • topladen = 70 min
  • P = ? W  (eerst "I" berekenen)
Formule / Uitwerking:
  • C = I x t  => I = C : t
  • I = C : t = 0,5 : 20 =  0,025 A
  • P = U x I
  • P = U x I = 3,7 x 0,025 = 0,09 W
Antwoord:
  • Het vermogen is dus 0,09 W
(let op: oplaadtijd zegt niks over vermogen)

Slide 8 - Tekstslide

H5.4 Weerstanden
Leerdoelen vandaag?
Ik kan straks...
  • Uitleggen wat een weerstand is
  • De weerstand berekenen met de wet van Ohm
Waar denk je aan bij weerstand(en)?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Werken met                                  weerstanden
 Met een weerstandje kun je de spanning en de stroomsterkte  verdelen over de verschillende onderdelen in een schakelschema (printplaat)  

Slide 11 - Tekstslide

regelbare weerstand
een dimmer kan je dingen mee dimmen. 

in een dimmer zit een potmeter.

Dit is een regelbare weerstand (oftwel een variabele weerstand)
Regelbare weerstand        weerstand

Slide 12 - Tekstslide

De wet van Ohm
U = I x R

Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte. 

Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte. 



Slide 13 - Tekstslide

Weerstand (R)
Een apparaat levert weerstand.
Des te groter de weerstand, 
des te kleiner de stroomsterkte wordt.



U = I x R                                                                                   R = U : I
grootheid
symbool
eenheid
symbool
weerstand
R
Ohm

Slide 14 - Tekstslide

En nu aan de slag...
Lees H5.4 van het leerboek goed door (p. 116 - Begrijpen)
GT:Maak opgaven 3 t/m 10 (p. 120 - Begrijpen)
K:Maak opgaven 3 t/m 11 (p. 124 - Begrijpen)
Klaar:
Lees H5.4 van het leerboek goed door (p. 118 - Beheersen)
GT:Maak opgaven 11 t/m 18 (p. 122 - Beheersen)
K:Maak opgaven 12 t/m 19 (p. 126 - Beheersen)

Slide 15 - Tekstslide

opg. 14 p. 123
Je kunt piepschuim snijden met een hete draad. Deze hete draad heeft een weerstand van 4,5 Ω. De stroomsterkte door de draad moet 2,0 A zijn.

Bereken de spanning die je op deze draad moet zetten?
Gegevens:
  • R = 4,5 Ω
  • I = 2,0 A
Gevraagd:
  • U = ? V
Formule:
  • U = I x R
Uitwerking:
  • U = 2,0 x 4,5 = 9 V
Antwoord:
  • De spanning op de draad is 9 V

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen Formules H5
Kosten E = E x kWh-prijs
E = P x t
P = U x I
C = I x t
U = I x R 
Rv,serie = R1 + R2 + ..
Rv,par = (R1 x R2) : (R1 + R2) 
kWh-prijs =  € 0,25
E = Energie         [J]   of [kWh]
P = Vermogen     [W]  of [kW]
t = Tijd                 [s]   of [h]
U = Spanning      [V]
I = Stroomsterkte [A]
C = capaciteit       [Ah] (t in uur!)
R = Weerstand    [Ω]
Rv = vervangingsweerstand [Ω]

Slide 17 - Tekstslide

En nu aan de slag...
Lees H5.4 van het leerboek goed door (p. 118 - beheersen)
Maak opgaven 11 t/m 18 (p. 122 - Beheersen)

Klaar:
Lees H5.4 van het leerboek goed door (p. 118 - beheersen)
Maak opgaven 11 t/m 18 (p. 122 - Beheersen)

Slide 18 - Tekstslide

Volgende les

Practicum: Online stroomkring maken => Laptop mee

Daarna zelfstandig werken met je huiswerk!

Slide 19 - Tekstslide

Volgende les
H5.5 Serie en Parallel
  • schakelingen in huis en in de auto
  • Spanning en stroomsterkte bij een serie- en parallelschakeling
  • Vervangingsweerstand bij serie- en parallelschakeling

Slide 20 - Tekstslide

Virtueel Practicum op laptop
Of zoek op google:
Circuit gelijkstroom PhET
via onderstaande link kom je in een virtueel practicum

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

H5 Elekticiteit

wk 5:   H5.1-5.2 Elektrische apparaten
wk 6:  H5.3       Spanning en stroomsterkte
wk 7:  H5.4       Weerstanden
wk 9:   H5.5       Serie en Parallel
wk 10: Herhaling + oefentoets H5
wk 11:  12mrt    Schoolexamen H5

Slide 23 - Tekstslide

Leugendetector
Je huid geleidt elektrische stroom. 
Als je liegt, begin je vaak te zweten. 
Je huid laat dan gemakkelijker stroom door. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Maak zelf een leugendetector
Lees het practicum goed door uit het werkboek (p. 119)
Weet wat je moet doen!
Het practicum voer je uit in tweetallen

Of online stroomschakeling maken
zoek op google:
Circuit gelijkstroom phet
via onderstaande link kom je in een virtueel practicum

Slide 26 - Tekstslide

Conclusie
1. Kon de verhoorder bepalen of de verdachte loog?



2. Vind je een leugendetector een betrouwbaar middel om te bepalen of iemand liegt? 

Slide 27 - Tekstslide

Virtueel Practicum op laptop
Of zoek op google:
Circuit gelijkstroom PhET
via onderstaande link kom je in een virtueel practicum

Slide 28 - Tekstslide

Bouw je eigen stroomkring online met:
  • Een batterij, schakelaar, lampje, weerstand én een stroommeter in serie.
  • Plaats de voltmeter (parallel) over de weerstand 
  • Bouw een extra weerstand ertussen en kijk wat er gebeurt met de spanning en stroomsterkte, verander daarbij ook één weerstand van 10 Ohm naar 20 Ohm.

  • Bouw de schakeling nu om naar een parallelschakeling, waarbij de weerstanden parallel staan van elkaar
  • Bouw naast elke weerstand een schakelaar (in serie)
  • Bepaal de spanning en weerstand over de weerstanden
  • Kijk wat er gebeurd als je een van de schakelingen open zet (bouw er dus een schakeling tussen)

Slide 29 - Tekstslide

Volgende les; na de vakantie
H5.5 Serie en Parallel
  • schakelingen in huis en in de auto
  • Spanning en stroomsterkte bij een serie- en parallelschakeling
  • Vervangingsweerstand bij serie- en parallelschakeling

Slide 30 - Tekstslide

H5.5 Vervanginsweerstand

vervangingsweerstand = Totale weerstand

In serie:

  • Rv = R1 + R2 + R2 + ....

In Parallelschakeling:

  • 1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ...
  • Rv = (R1 x R2)/(R1 + R2)
Stel F1 = 20 Ω  en F2 = 5 Ω => wat is Rv bij serie/parallel
  • In serie: Rv = 20 + 5 = 25 Ω
  • In parallel: Rv = (20 x 5)/(20+5) = 100/25 = 4 Ω


20 Ω
20 Ω
5 Ω
5 Ω

Slide 31 - Tekstslide