Spreken en schrijven

• NT2
• ISK

Spreken en schrijven A2

Waar ga jij wandelen? Met wie? Waarom? Hoe vaak?

Welke dag vind jij leuk? Waarom?
Welke dag niet? Waarom?

Wanneer ben je bij de kapper geweest? Wat deed hij?

Het is thuis erg koud. Wat doe je?

Je gaat zwemmen. Waar ga je zwemmen? Met wie? Waarom? Wat neem je mee?

Iemand is jarig. Wat zeg je?
Iemand is overleden. Wat zeg je?

Wat is in jouw fiets of auto?
Waar is hij? Waarom? Hoe ziet hij eruit?

Welke stad is (niet) mooi? Waarom?
Waar is de stad?

Wat heb jij laatst gekookt? Hoe maak je het?

Wat wil jij veranderen aan jouw huis? Waarom? Wie doet het? Wanneer?

Je wil iets verkopen op marktplaats.
Schrijf een advertentie. (Denk aan fiets, kleding, bank, tafel.)

Welke sport doe je of heb je gedaan?
Waarom, wanneer, hoelang, met wie, waar?

In Nederland vieren we kerstmis en Sinterklaas. Welk feest ken jij goed?

Wat heb jij ooit verzameld?

Ben jij weleens opgelicht of bestolen?

Bij welke vereniging heb jij ooit gezeten?

Heb jij ooit iets gebroken?

Bedenk nu zelf een vraag.