IH Lesweek 2: les 1 berekenen valuta

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Internationale HandelMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je legt uit wat de EMU inhoud en welke criteria hieraan verbonden zijn. 
  • Je legt uit wat het wisselkoersmechanisme EMS II inhoud.
  • Je berekent een verkoopprijs aan de hand van vreemde valuta. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EU

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groei & Stabiliteitspact (EMU)
EMU = Economische & Monetaire Unie (Eurolanden)

Regels over begroting, aan de hand van percentages van het BBP

Jaarlijks tekort (EMU-saldo) kleiner dan 3% van BBP
Staatsschuld (EMU-schuld) kleiner dan 60% van BBP

Slide 4 - Tekstslide

BBP = Bruto Binnenlands Product. Het totaal inkomen van uit de productiefactoren: kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap. 
Europese Unie
  • 28 lidstaten
  • Eurozone (EMU) = Europese Monetaire Unie (€)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische en monetaire Unie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Monetaire Unie 

EMU
  • Na stilstand één Duitsland.
  • Verder binden van (nog) meer landen.
  • Naast EMU, oprichting EU en EG.
  • Eerst één koers, dan één munt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische en monetaire Unie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen EU
Vrede
Veiligheid
Economische samenwerking
Sociale solidariteit

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In alle landen van de Europese Unie is de euro het wettige betaalmiddel.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Eurozone is hetzelfde als de Europese Monetaire Unie
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De euro is de munt van de eurozone.
Kies welke landen samen de eurozone vormen.
A
alle landen in Europa
B
de landen van de Europese Monetaire Unie
C
de landen van de Europese Unie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Landen waar je met de euro kunt betalen zijn lid van de Europese Monetaire Unie (EMU).
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de EMU voor?
A
Europese Moderne Unie
B
Europese Monetaire Unie
C
Europese Metaal Unie
D
Europa Voor Moeders Unie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Europese Unie (EU) is er geen vrijhandel.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Europese Unie zijn er gemeenschappelijke regels.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bescherming tegen concurrentie van bedrijven van buiten de Europese Unie gebeurt door:
A
contigentering
B
gemeenschappelijke buitentarieven
C
protectie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan Kozijn uit Nederland wil zonnepanelen aanschaffen die in Europa zijn geproduceerd.
Hij gaat de Nederlandse prijzen van zonnepanelen vergelijken met die uit België en Duitsland.
Deze landen zijn alle drie lid van de Europese Monetaire Unie (EMU).

Stelling I: Alle EMU-landen zijn lid van de EU.
Stelling II: De EU vertegenwoordigt alle landen van Oost- en West-Europa.

Wat geldt voor deze stellingen?
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie is dit ?
A
Wim Duisenberg
B
Jacques Delors
C
Jeroen Dijselbloem
D
Anna Lindh

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekende
hij/zij
voor Europa ?
A
Bedacht de grondwet
B
Was tegen de Brexit
C
Was tegen de EMU
D
Bedacht de EMU

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie is dit ?
A
Frans Timmermans
B
Marga Klompé
C
Nicole Fontaine
D
Margaret Thatcher

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekende
hij/zij
voor Europa ?
A
Was voor de grondwet
B
Was voor de Brexit
C
Was tegen de EMU
D
Niet veel goeds

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie is dit ?
A
Boris Johnson
B
Ursula Hirschmann
C
Robert Schuman
D
Tony Blair

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekende
hij/zij
voor Europa ?
A
Nam initiatief EGKS
B
Was voor de Brexit
C
Was tegen de EMU
D
Niet veel goeds

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist of onjuist?
I.     Voor een Amerikaan zijn euro’s vreemde valuta.

II.    Als de euro in waarde stijgt ten opzichte van de dollar, dan moet je
voor 10 dollar minder euro’s betalen dan vóór die stijging
A
Bewerking 1 is juist en bewerking 2 is onjuist
B
Bewerking 1 is onjuist en bewerking 2 is juist
C
Beide bewerkingen zijn juist
D
Beide bewerkingen zijn onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe reken ik met vreemde valuta?
Voor €1 euro kan ik £0,79 Pond kopen.

Hoeveel is de waarde van £ 1 pond in euro's?

€ 1 x £ 1 / £ 0,79 = € 1,27

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

€1 euro = 4,20 Zloty (Polen)
Hoeveel euro is 1 Zloty? Afronden op 2 decimalen!

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op 6 januari 2021 noteerde een bank de volgende koersen:
€ 1 = $ 1,22 (dollar)
€ 1 = ₤ 0,85 (ponden)
De wisselkoers van het pond uitgedrukt in dollars is:

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op 6 januari 2021 noteerde een bank de volgende koersen:
€ 1 = ₤ 0,85 (ponden)
Daan Verkerk koopt die dag voor € 500 aan ponden. In Londen maakt hij in het weekend ₤ 300 op. De resteerde ponden ruilt Daan bij terugkeer weer om in euro’s. De koers van het pond is lichtjes gestegen. De bank noteert nu: € 1 = ₤ 0,82
Hoeveel geld in euro’s krijgt Daan terug van zijn bank?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking
Op 6 januari 2021 noteerde een bank de volgende koersen:
€ 1 = ₤ 0,85 (ponden)
Daan Verkerk koopt die dag voor € 500 aan ponden. In Londen maakt hij in het weekend ₤ 300 op. De resteerde ponden ruilt Daan bij terugkeer weer om in euro’s. De koers van het pond is lichtjes gestegen. 
De bank noteert nu: € 1 = ₤ 0,82
Hoeveel geld in euro’s krijgt Daan terug van zijn bank?

€ 500*0,85 = ₤ 425
₤ 425 - ₤ 300 = ₤ 125
₤ 125 /0,82 = € 152,44


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten die de bank berekend voor het omwisselen van geld noem je
A
wisselkoers
B
aandelen
C
provisie
D
opslag

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de toegenomen concurrentie:
A
is er minder werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
B
is er geen werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
C
is er meer werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de toegenomen concurrentie:
A
is er minder werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
B
is er geen werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
C
is er meer werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NLheeft een goed onderwijssysteem.
B
NLheeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij flexibele wisselkoersen wordt de koers van een munteenheid bepaald door .......
A
politieke besluitvorming.
B
ingrepen van monetaire autoriteiten.
C
de werking van de kapitaalmarkt.
D
de werking van de valutamarkt.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen van de EMU (Europese Monetaire Unie) zijn:
I. Koersrisico's binnen de Europese markt zijn nu verdwenen.
II. De lidstaten hebben nu onderling geen betalingsbalanstekorten meer.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken
Toetsje op It's Learning maken. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Euroscepsis: actueel
  1. Wat wordt er nu gezien als het grootste conflict binnen de EU?
  2. Welk bezwaar wordt er door o.a. Nederland gemaakt?
  3. Welke reactie geven landen als Spanje en Italië hierop?
  4. Wie lijken er, naast eurosceptische partijen, nog meer te profiteren van de ruzies binnen de EU?
  5. Herkennen jullie dit beeld  vanuit de geschiedenis van de EU? Leg uit

Slide 39 - Tekstslide

https://frieschdagblad.nl/2020/4/14/commentaar-china-profiteert-van-ruzie-in-europese-unie?harvest_referrer=https:%2F%2Fwww.google.com%2F
Tijdlijn

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Euroscepsis & radicaal-rechts ↑
NL-burger is eurosceptisch
Nettobetaler
Video
Nieuwsuur

Vragen:
Journalist Johan van de Beek heeft in Limburg onderzoek gedaan naar Euroscepticisme. 
1. Waar komt het Euroscepticisme volgens hem vandaan?  
2. Hoe moeten politici hiermee omgaan volgens Van de Beek? 
3. Waarom vindt de politicoloog de PVV en de SP heel nuttige partijen? 
4. Vind jij dat Nederland net zoals Engeland een referendum moet houden over de vraag of Nederland in de Europese Unie moet blijven? Waarom wel of niet? 
FvD: eurosceptisch

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Euroscepsis & Radicaal-rechts neemt toe: de cijfers
Historie: radicaal-rechts
Combi van stromingen
Combi van stromingen: uitgesplitst

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies