In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Wat heeft ademen en eten met elkaar te maken?
Slide 1 - Open vraag
Wat heeft bloed met de bovenstaande vraag te maken?
Slide 2 - Open vraag
Doelen
Na de les kennen we welke onderdelen het bloed bevat.
We kennen de functies van de belangrijkste onderdelen.
We kennen de functie van Hemoglobine.
we kunnen beschrijven hoe de bloedstolling tot stand komt.
Slide 3 - Tekstslide
Bloed
samenstelling
Slide 4 - Tekstslide
Samenstelling van het bloed
Bloed bestaat uit bloedlichaampjes.
Rode bloedlichaampjes, ze lijken op rode platte schijfjes
Witte bloedlichaampjes, ze lijken op witte onregelmatige bolletjes.
De bloedplaatjes, ze lijken op stukjes die zweven in het bloedplasma.
Slide 5 - Tekstslide
Bestanddelen van het bloed
Slide 6 - Tekstslide
Rode bloedcellen
Bevatten hemoglobine dat zuurstof en koolstofdioxide kan binden. De functie van de rode bloedcellen is het transport van zuurstof en koolstofdioxide
Slide 7 - Tekstslide
Kenmerken rode bloedcellen
Ronde schijfjes
Licht ingedeukt
Geen celkern
Zuurstof transport
5.000.000 per mm3
Bevat rode kleurstof
Hemoglobine
Slide 8 - Tekstslide
Kenmerken witte bloedcellen
Hebben een celkern
Hebben geen vaste vorm, kunnen daardoor overal komen.
zoeken naar indringers vernietigen deze.
Vaak gaat witte bloedcel hierbij dood, dit zorgt voor pus
per mm3 5000-7000 witte bloedcellen
Slide 9 - Tekstslide
Bloedstolling 1/2
De bloedplaatjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand en vormen een bloedpropje.
Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen m.b.v. stollingsfactoren in het bloedplasma een keten van reacties op gang.
Slide 10 - Tekstslide
Bloedstolling 2/2
Uiteindelijk leidt dit ertoe dat fibrinogeen wordt omgezet in firbrine.
Fibrine vormt een netwerk van draden dat de wond afsluiten (bloedstolsels).
Slide 11 - Tekstslide
alle bloedcellen worden in het beenmerg gemaakt
Alle bloedcellen in beenmerg gemaakt
Slide 12 - Tekstslide
Goed om te weten
Pus: een mengsel van dode witte bloedcellen en gedode bacteriën.
Etter: is een ander woord voor pus
Hemoglobine: een stof die zich in de rode bloedcellen bevindt
Trombose: een ander woord voor een bloedprop (door bloedstolling) in een bloedvat.
Slide 13 - Tekstslide
Goed om te weten
Rode bloedcellen: hebben geen celkern, net als bloedplaatjes.
Bloedstolling: wordt veroorzaakt door bloedplaatjes en een stof in je bloedplasma.
Witte bloedcellen: hebben wel een celkern en kunnen van vorm veranderen waardoor ze door de wand van haarvaten kunnen.
Slide 14 - Tekstslide
Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 15 - Quizvraag
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 16 - Quizvraag
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
voedingsstoffen vervoeren
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Voedingsstoffen vervoeren
Slide 19 - Quizvraag
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Vervoeren voedingsstoffen
Slide 21 - Quizvraag
Waar bestaat pus uit?
A
dode bacteriën en etter
B
dode witte cellen en etter
C
dode bloedplaatjes en rode bloedcellen
D
dode witte bloedcellen en bacteriën
Slide 22 - Quizvraag
Hebben bloedplaatjes een celkern? Zo ja, hoeveel?
A
ja
B
nee
C
ja, 2 kernen in elk bloedplaatje
D
ja, 4 kernen in elk bloedplaatje
Slide 23 - Quizvraag
Huiswerk
Maken en nakijken § 1
Bekijken theorie op biodesk: https://www.biodesk.nl/bloed/samenstelling_bloed.php