Ze gingen aan de slag en bouwden allerlei raketten. En toen er een raket was die het deed, wilden ze weten of er ook levende wezens in mee konden reizen. Voor zo’n testvlucht gebruikte de mensen natuurlijk niet zichzelf. Niemand wilde op goed geluk als een vuurpijl de lucht in worden geschoten. Stel je voor, een enkeltje heelal.
No way. De mensen hadden dieren nodig, dieren die een beetje op hen leken. Geen vissen dus of spinnen, maar apen en honden, katten en konijnen.