Argumenteren les 2

Argumenteren les 2
Planning:
Bespreken opdracht 2 en 3
Herhalen van 'Want' en 'Dus'- argumentatie
Instructie argumentatiestructuur 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumenteren les 2
Planning:
Bespreken opdracht 2 en 3
Herhalen van 'Want' en 'Dus'- argumentatie
Instructie argumentatiestructuur 

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen 
Standpunt, argumenteren, argumentatie
Objectieve en subjectieve argumenten
Soorten argumenten
Opbouw van argumentatie
Argumentatiestructuur 
Basisschema's voor argumentatie
Argumentatieschema's 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van de les weet je wat de volgende begrippen inhouden en kun je ze toepassen:
- Opbouw van argumentatie
- Argumentatiestructuur
- Basisschema's voor argumentatie
- Argumentatieschema's 

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw van argumentatie
1. een argumentatie van het want-type
2. een argumentatie van het dus-type
3. een mengvorm van voorgaande types 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

[66] Opbouw van argumentatie
Argumentatie: het standpunt en het geheel van argumenten dat dit standpunt ondersteunt of ontkracht (tegenargumenten)

Drie manieren om een argumentatie op te bouwen: 
1. het 'want'-type.
2. het 'dus'-type.
3. een mengvorm van het 'want'- en het 'dus'-type.

Slide 6 - Tekstslide

[66] Opbouw van argumentatie
1. het 'want'-type:

Standpunt > WANT > argumenten 

Andere signaalwoorden die een oorzakelijk of redengevend verband aangeven: omdat, daarom, immers, namelijk, hierdoor, zodoende, vanwege, aangezien, doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van, hierdoor, vanwege, te danken aan, te wijten aan.  

Slide 7 - Tekstslide

[66] Opbouw van argumentatie
2. het 'dus'-type:

Argumenten > DUS > conclusie (= standpunt)

Andere signaalwoorden met een concluderend verband: als, dus, kortom, concluderend. 

Slide 8 - Tekstslide

[66] Opbouw van argumentatie
3. een mengvorm van het 'want'- en het 'dus'-type.

Standpunt > WANT > argumenten > DUS > conclusie

Met name nuttig in langere teksten met uitgebreide argumentaties. 

Slide 9 - Tekstslide

De argumentatiestructuren
                                                    - Enkelvoudig
                                                    - Meervoudig

Slide 10 - Tekstslide

De argumentatiestructuren
                                                    - Enkelvoudig
                                                    - Meervoudig

                Onderschikkend                               Nevenschikkend

                                                                 Afhankelijk                   Onafhankelijk

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudig
één argument ondersteunt het standpunt






Slide 12 - Tekstslide

Onderschikkend
Er zijn meerdere argumenten, een argument wordt ondersteund door een ander argument.





Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Tekstslide

Nevenschikkend onafhankelijk

Er zijn meerdere argumenten, deze ondersteunen onafhankelijk van elkaar het standpunt
Nevenschikkend afhankelijk

Er zijn meerdere argumenten, deze ondersteunen elkaar en daarmee het standpunt

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld nevenschikkend onafhankelijk:

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld nevenschikkend afhankelijk

Slide 17 - Tekstslide

Al deze structuren kunnen ook in combinatie voorkomen 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
Je krijgt een standpunt met argumentatie te zien, bepaal of het een enkelvoudige/meervoudig onderschikkende/meervoudig nevenschikkend onafhankelijke of meervoudig nevenschikkend afhankelijke argumentatie is.

Daarna tekenen we samen de structuur op het bord.

Slide 19 - Tekstslide

De volgende keer nemen we een andere loodgieter: we hebben uren zitten wachten voor hij er was en de rekening was ook nog eens belachelijk hoog.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 20 - Quizvraag

Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje. Veel scholieren zijn dus verslaafd aan hun mobieltje. Daarom zouden mobiele telefoons voor jongeren verboden moeten worden.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 21 - Quizvraag

Mijn vader wil het begin van de voetbalcompetitie niet missen. Daarom gaan we in de zomer niet op vakantie. De competitie begint namelijk dit jaar al begin augustus.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 22 - Quizvraag

Hendrik heeft de verwarming bijna nooit aan. Bovendien is zijn huis erg vochtig. Ik ga daarom het liefst maar kort bij hem op bezoek.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 23 - Quizvraag


A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 24 - Quizvraag


A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 25 - Quizvraag


A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 26 - Quizvraag


A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 27 - Quizvraag

Wat heb je tot nu toe geleerd?

Slide 28 - Woordweb

Wat begrijp je al goed?

Slide 29 - Woordweb

Wat vind je moeilijk?

Slide 30 - Woordweb

Opdrachten
Opdracht 4 vanaf blz. 180
Lees onderdeel over drogredenen (blz. 233, 234)

Slide 31 - Tekstslide

Drogredenen 

Slide 32 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 33 - Tekstslide

Argumentatieschema's

Slide 34 - Tekstslide

Stijlfiguren 

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 2
1. de aanleiding noemen
2. Bijvoorbeeld: het voelt niet goed dat we zo veel voedsel verspillen
3. vraagstelling-argumenten-weerlegging-conclusie-standpunt auteur
4a. Het is in het belang van het bedrijf dat verpakkingen die over de datum zijn snel weggegooid worden, zodat ze niet vergoed hoeven te worden.
4b. E
5a. B en D
5b. De schrijver vindt het onjuist dat morele waarden worden omgekeerd; dat is zijn persoonlijke overtuiging (D). Ook brengt hij de ervaringen van zijn kinderen naar voren (B). Deze sterken hem in zijn overtuiging. 

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 2
6. aanbeveling of advies
7. Nee, de auteur is geen expert op het gebied van voedselverspilling
8. Voedselverspilling is een actueel probleem. Het artikel zal interessant zijn voor lezers die hierover willen nadenken.
9a. 30 a 40% van de oogst blijft ongebruikt omdat het niet de (uiterlijke) kenmerken heeft die men wenst (regel 12)
9b. Ons consumptiegedrag kost ons niet alleen geld, maar ook energie (regel 22)
9c. Bovendien is één van de eenvoudigste oplossingen voor het wereldvoedselprobleem het tegengaan van voedselverspilling
10. Tekst 1 is overtuigen, tekst 2 is activerend 

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 3
1. door te beginnen met een duidelijk standpunt in de titel. Door de eerste alinea's met een voorbeeld te komen.
2. Om duidelijk te maken dat we onverschillig zijn over het gebruik van mobieltjes (in Nederland)
3a. een mobieltje is ook agenda, rekenmachine, encyclopedie en woordenboek. Een foto van aantekeningen op het bord is sneller dan overschrijven
3b. een argument op basis van nut
3c. C
4a. Verbied de mobieltjes in de klas
4b. Leerlingen worden voortdurend afgeleid door hun mobieltje en kunnen zich daardoor niet concentreren op de lesstof. 

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 3
5a. C: nut
5b. Als je geen mobieltje in de klas gebruikt, moet je aantekeningen maken en dat houdt je bij de les, dwingt je te selecteren waardoor je meer onthoudt. 
6a. D: een overhaaste generalisatie 
6b. De schrijfster doet het voorkomen dat alle leerlingen 's nachts appen en 's morgens niet uit bed te krijgen zijn. 
7. Maar zou... rol spelen (regel 37)
8. A constatering
9. C 
10. oplossingen, aanbevelingen 

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 3
11. een feitelijk argument: stralingsgevaar kun je onderzoeken
12. overtuigen
13. a/b Ja, want ze was lerares aardrijkskunde en leidt nu een huiswerkinstituut. Ze schrijft op basis van eigen ervaring. 
14. C; de schrijfster spreekt zichzelf niet tegen. Wel kunnen er tegenargumenten tegen haar betoog worden ingebracht. 

Slide 40 - Tekstslide