NOVA H9 samenvatting SE-1

  • DEZE LES





HOOFDSTUK 9 REDOXREACTIES
NOVA VWO5      

samenvatting voor SE-1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • DEZE LES





HOOFDSTUK 9 REDOXREACTIES
NOVA VWO5      

samenvatting voor SE-1

Slide 1 - Tekstslide

samenvatting H9
De dia's in deze les geven een globaal overzicht van de stof.
wil je meer uitleg?
bekijk dan de uitlegfilmpjes op kemia.nl
kies voor de methode "nova 2019" voor de juiste afspeellijst

Slide 2 - Tekstslide

elektronenoverdracht
Een reactie waarbij elektronen worden overgedragen van het ene deeltje naar het andere deeltje noem je een REDOXreactie

Je herkent een redoxreactie aan het veranderen van de lading van de deeltjes

Slide 3 - Tekstslide

Dit is een RED-OX reactie
Mg (s)              +              2 H+             --> Mg2+  + H
staat e- af               neemt e- op
       =                                     =
REDuctor                 OXidator

Slide 4 - Tekstslide


een positief ion
- heeft minder elektronen dan protonen
- kan elektronen Opnemen
- is een OXidator

uitzondering: Fe2+ (OX én RED)

een negatief ion 
- heeft meer elektronen dan protonen
- kan elektronen afstaan
- is een REDuctor

Slide 5 - Tekstslide

Red-Ox koppel
Mg (s)              +              2 H+             --> Mg2+  + H
de oxidator en bijbehorende reductor vormen samen een redoxkoppel
Bij een redoxreactie heb je altijd twee redoxkoppels

Slide 6 - Tekstslide

verbranding
Bij verbrandingsreacties is de ladingsverandering niet altijd zo duidelijk te herkennen. Leer daarom het volgende:

Alle verbrandingsreacties zijn redoxreacties
De stof zuurstof (O2) is hierbij altijd de OXidator

Slide 7 - Tekstslide

Zijn dit wel of geen redoxreacties, sleep naar het juiste blok.
timer
3:00
Redoxreactie
GEEN Redoxreactie
2 Al + Br2 --> 2 AlBr3
HCN + OH- --> CN- + H2O
BaCl2 --> Ba2+ + 2 Cl-
2 HCl + Mg --> H2 + Mg2+
HCl + OH- --> H2O
Fe + 3 Ag+ --> Fe3+ + 3 Ag

Slide 8 - Sleepvraag

Een redoxreactie verloopt als 
in Binas tabel 48 
de OX boven de RED staat




Slide 9 - Tekstslide

hoe hoger hoe zwakker


sterk
RED

OX 
sterk

hoe lager hoe zwakker

Slide 10 - Tekstslide

blz 96

Slide 11 - Tekstslide



stap 1 deeltjesinventarisatie
> welke stoffen zijn aanwezig?
> wat is de juiste notatie?
(oplossingen in losse ionen!)


natriumsulfiet-oplossing:
zwavelzuur-oplossing:

kaliumpermanganaat-oplossing: 
Voorbeeld: reactie van aangezuurde kaliumpermanganaatoplossing met natriumsulfietoplossing
Maak elke stap eerst zelf in je schrift vóór je doorgaat naar de volgende dia

Slide 12 - Tekstslide

stap 2 sterkste OX, RED
> bepaal van elk deeltje of het OX of RED kan zijn 
> heb je meer dan 1 OX of RED, kijk dan in Binas 48 welke de sterkste is (hoogste OX, laagste RED)
> controleer of de sterkste OX boven de sterkste RED staat
Na+         SO32- 

H+            SO42-  

K+           MnO4-

Slide 13 - Tekstslide

stap 3 halfreacties
> Neem de halfreacties over uit Binas 48
TIP: Noteer eerst de formules van de sterkste OX en RED uit stap 2 in de kantlijn en maak daarna de halfreactie af. Zo schrijf je het niet per ongeluk verkeerd om over
OX: MnO4-


RED:  SO32- 

Slide 14 - Tekstslide

stap 4 elektronen gelijk maken
> kijk naar het aantal elektronen
in beide halfreacties. 
In welke verhouding moet je ze 
optellen, zodat het aantal elektronen 
evenveel is?
TIP: Noteer deze factoren altijd achter de halfreacties

Slide 15 - Tekstslide

stap 5 Optellen en wegstrepen
> Tel de halfreacties op
> streep dezelfde deeltjes voor en na de pijl tegen elkaar weg
TIP: zet de pijlen van de halfreacties recht onder elkaar, zodat je goed ziet wat er voor en na de pijl hoort en je niets vergeet over te nemen!

Slide 16 - Tekstslide

na wegstrepen van dezelfde deeltjes houd je over:

Slide 17 - Tekstslide

na wegstrepen van dezelfde deeltjes houd je over:

Slide 18 - Tekstslide

Kies de juiste halfreactie
Het permanganaat-ion en het sulfiet-ion kunnen op verschillende manieren reageren en dat komt door het milieu.
Let dus goed op de halfreactie die je kiest!
ALLE deeltjes in de halfreactie MOETEN aanwezig zijn!!

Slide 19 - Tekstslide

de invloed van de pH op de oxidatorsterkte van nitraat 
In opdrachten met salpeterzuur als oxidator zal altijd worden vermeld welk reactieproduct ontstaat

Slide 20 - Tekstslide

Redoxreacties in de praktijk
- corrosie
- electrochemische cellen:  - (oplaadbare) batterij
                                                           - brandstofcel

Slide 21 - Tekstslide

Corrosie
= aantasting van metalen door zuurstof en water
Er ontstaat meestal een beschermend oxide of hydroxide laagje
dit beschermt het metaal eronder tegen verdere aantasting

bij het metaal ijzer noemen we dit roesten
een laagje ijzerhydroxide (roest) sluit niet goed 
af, daarom kan het hele voorwerp wegroesten

Slide 22 - Tekstslide

passieve bescherming
beschermende laag over metaal 
= afschermen van zuurstof en water :
- verf / lak
- edeler metaal

nadeel:
bij een kras gaat het eronder
toch weer roesten

Slide 23 - Tekstslide

actieve bescherming: opofferingsmetaal
Je ziet in deze afbeelding dat een metaal een ander metaal kan beschermen als het onedeler is. 

Zink is onedeler dan ijzer, dus reageert zink met water en zuurstof in plaats van ijzer: het zink offert zich op

Koper is edeler dan ijzer, dus een spijker met koperdraad zal wel gewoon roesten: het onedele ijzer reageert beter met water en zuurstof dan koper. 

Slide 24 - Tekstslide

Elektrochemische cel
  • Batterij of accu
  • Oxidator en reductor bevinden zich apart van elkaar, maar zijn verbonden via een stroomdraad en een zoutbrug/membraan.
  • Beweging van ionen en elektronen zorgt voor een elektrische stroom.

Slide 25 - Tekstslide

Elektronenstroom
  • Elektronen verplaatsen door geleidende draad.
  • Reductor = negatieve elektrode: er ontstaan hier elektronen (elektronen zijn negatief geladen).
  • Oxidator = positieve elektrode: elektronen worden opgenomen, waardoor tekort aan elektronen opgeheven wordt.
  • Elektronen verplaatsen zich van negatieve pool naar positieve pool: van een overschot naar een tekort.

Slide 26 - Tekstslide

Ionenstroom
  • Ionen verplaatsen zich door de zoutbrug.
  • De zoutbrug zorgt voor een gesloten stroomkring.
  • In de halfcellen ontstaat een tekort aan positieve of negatieve ionen, terwijl dit gelijk zou moeten blijven. De ionen uit de zoutbrug vullen het tekort aan.

Slide 27 - Tekstslide

Brandstofcel
  • Elektrochemische cel met voortdurende aanvoer van reagerende stoffen.
bijv. waterstofbrandstofcel:
  • Ox: O2 + 4 H+ + 4 e- -> 2 H2O
  • Red: H2 -> 2 H+ + 2 e- (2x)
  • Totaal: 2 H2 + O2 -> 2 H2O
H+ tegen elkaar wegstrepen.

Slide 28 - Tekstslide

Oplaadbare batterijen (accu)
Energie kan je opslaan in accu's, ook wel oplaadbare batterijen genoemd.

Oplaadbare batterijen besparen grondstoffen, omdat je ze vaker kunt gebruiken

Slide 29 - Tekstslide

Oplaadbare batterijen (accu)
ONTHOUD
Je kunt een batterij opladen als alle deeltjes die ontstaan bij opladen en stroom leveren aanwezig blijven bij de elektrode
Voorbeeld: loodaccu auto
bij stroom leveren ontstaan ionen Pb2+
Om te zorgen dat ze bij de elektroden blijven, is de accu gevuld met zwavelzuur. De ionen Pb2+ vormen een vaste stof met de SO42- ionen

Slide 30 - Tekstslide

opladen
Bij opladen wordt stroom gebruikt om de beginstoffen weer terug te krijgen (electrolyse).
Hierbij loopt de electronenstroom de 'andere' kant op, de elektronen gaan als het ware weer terug
- reactie is dus andersom!
Let bij een vraag op woorden als: opladen, stroom leveren, de batterij wordt aan een lader/stroom geplaatst etc

Slide 31 - Tekstslide

elektronen lopen altijd van RED naar OX
opladen is de omgekeerde reactie van stroom leveren
onthoud
stroom leveren
opladen
RED
RED
OX
OX

Slide 32 - Tekstslide