Idioms and linking words

Let's practise
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Let's practise

Slide 1 - Tekstslide

Idioms

Slide 2 - Tekstslide

What is the meaning of the word:
humanity
A
erfelijkheid
B
mensheid
C
menselijkheid
D
groepsgevoel

Slide 3 - Quizvraag

What is the meaning of the word:
posterity
A
achterkant
B
toekomst
C
nageslacht
D
opdracht

Slide 4 - Quizvraag

What is the meaning of the verb:
to alienate
A
wegdrijven
B
begeleiden
C
verbinden
D
vervreemden

Slide 5 - Quizvraag

What is the meaning of the word:
proficient
A
voortvarend
B
oplettend
C
vaardig
D
vloeiend

Slide 6 - Quizvraag

What is the meaning of the verb:
to comply with
A
zich aanpassen aan
B
voldoen aan
C
uitblinken
D
inenten

Slide 7 - Quizvraag

Translate:
to recuperate

Slide 8 - Open vraag

translate:
to reconcile

Slide 9 - Open vraag

to appal
to suffocate
to surpass
to exceed
to dodge
verbijsteren
stikken
overschriden
ontwijken
overtreffen

Slide 10 - Sleepvraag

Translate to English:
gul

Slide 11 - Open vraag

Translate to English:
een middel ('voor een doel')

Slide 12 - Open vraag

grondig
vrijwel
geschikt
verstandig
schadelijk
thorough
sensible
suitable
virtually
harmful

Slide 13 - Sleepvraag

Linking words

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 15 - Tekstslide

He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 16 - Quizvraag

Which one is not a linking word?
A
because
B
article
C
therefore
D
as a result

Slide 17 - Quizvraag

Which linking word means "echter"?
A
Therefore
B
Because
C
However
D
Moreover

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de volgende 'linking words' geeft een reden aan?
A
until
B
because
C
before
D
but

Slide 19 - Quizvraag

Welke van deze is GEEN linking word van tegenstelling?
A
even so,
B
however,
C
consequently
D
despite

Slide 20 - Quizvraag

What linking word shows a cause?
A
Despite
B
So
C
However
D
Due to

Slide 21 - Quizvraag

Which two linking words show an effect?
A
So
B
Since
C
Within
D
Also

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin heeft geen linking word?
A
The job was boring so I resigned.
B
He did not stop working although it was midnight.
C
I'm hungry but the fridge in empty.
D
He must have been angry, the window was broken.

Slide 23 - Quizvraag

Welke 'linking words' gebruik je om meer informatie te geven?
A
also
B
first
C
however
D
too

Slide 24 - Quizvraag

linking word
Welke is GEEN tegenstelling?
A
but
B
instead
C
as a result
D
whereas

Slide 25 - Quizvraag

Linking word to show: ADDITION
A
Importantly
B
Moreover
C
Nonetheless
D
Finally

Slide 26 - Quizvraag

Which two linking words express time?
A
as soon as
B
during
C
because
D
so as to

Slide 27 - Quizvraag

Welke 'linking words' gebruik je om een voorbeeld te geven?
A
However
B
For example
C
Next
D
Such as

Slide 28 - Quizvraag

Welk linking word gebruik je om een tegenstelling aan te geven?
A
besides
B
such as
C
consequently
D
on the contrary

Slide 29 - Quizvraag

Which linking word belongs to which category?
voorbeeld
opsomming
oorzaak/gevolg
tegenstelling
because
however
first
such as

Slide 30 - Sleepvraag

Which linking word belongs to which category?
voorbeeld
samenvatting
oorzaak/gevolg
tegenstelling
toevoeging (addition)
moreover
however
thus
for instance
since

Slide 31 - Sleepvraag

Linking words .... they are
like the ancient Greek alphabet to me
slowly getting easier to understand
okay-ish, but I need to study them some more
not a mystery to me, really
my second language :-)

Slide 32 - Poll