NUN 1F-2F H4.1 Feiten en meningen

les-informatie      
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   juni 2022

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les-informatie      
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   juni 2022

Slide 1 - Tekstslide

Lezen H.4 Teksten met meningen lezen
4.1 Feiten en meningen
4.2 Argumenten
4.3 Betoog

Zoals gebruikelijk beginnen we met het boek dicht.

Slide 2 - Tekstslide

Maak een zin met een feit over je stage of over je opleiding.
timer
2:00

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met een mening over
de sfeer op je stage / opleiding.
Het woord 'leuk' is verboden vandaag.
timer
2:00

Slide 4 - Open vraag

het feit
- controleerbaar of het waar of onwaar is

Let op: Hoe betrouwbaar is de 'bron'?
                                                Wat is het belang
                                                van de spreker of
                                                schrijver?

Slide 5 - Tekstslide

de mening
- Wat vindt iemand?
Zij vindt dat haar stage te kort is.
- Waar/onwaar is niet aan de orde.

- Je kunt het eens/oneens met iemand zijn.
Ik ben het met haar eens.
Jij bent het niet met haar eens.

Slide 6 - Tekstslide

p. 85 Theorie Feiten en meningen
Indien nodig kun je de woordenlijst op BB 2021-2022 raadplegen.

-Bestudeer p. 85.
-Maak opdracht 1 (theorievragen zonder teksten)
-Maak opdracht 2 (met tekst 1 en 2 op p.87)
Over een kwartier gaan we alles bespreken.
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

p.86, opdracht 1
Feit of mening? bewering B, D en E
timer
0:30
A
het feit
B
de mening

Slide 8 - Quizvraag

p.86, opdracht 1
Feit of mening? bewering F, I en J
timer
0:30
A
het feit
B
de mening

Slide 9 - Quizvraag

p.86, opdracht 1 feit of mening ?
de bewering
feit
mening
A
Champignons kunnen zowel rauw als g, g of g worden gegeten.
v
B
Volgens mij hebben we de verkeerde afslag genomen.
v
C
Het was op 13 februari om twee uur 21 graden in Florence.
v
D
Het is me vandaag veel te koud om een wandeling te maken.
v
E
Het is veel leuker om met de fiets naar je werk te gaan.
v
F
Als mensen door elkaar praten, is dat vervelend.
v
G
In februari 2017 waren er 707 verschillende soorten salamanders bekend.
v
H
Onze buurman laat zijn kat elke dag uit aan een lijntje.
v
I
Het is heel vreemd dat Pjotr gisteren niet thuis was rond etenstijd.
v
J
De versgebakken cheesecake .... gemaakt, is echt heerlijk.
v

Slide 10 - Tekstslide

p.86, opdracht 2 bij tekst 1 en 2 op p.87
1.  Het onderwerp van tekst 1 en 2 is: bioscoop.
Tekst 1
2. Jongeren gaan gemiddeld 4,7 keer per jaar naar de bioscoop.
Het gemiddelde is 4,7.  (Het gemiddelde is al uitgerekend.) 
Bijv.     01 jongere gaat 20 keer         20
           17 jongeren gaan 5 keer         85
         +12 jongeren gaan 3 keer      +36
           30                                       141      141 : 30 = 4,7

Slide 11 - Tekstslide

p.86, opdracht 2, nummer 3
correct:
Het antwoord bij vraag 2 is een feit, want je kunt het controleren.

niet goed:
Het antwoord bij vraag 2 is een mening, want je kunt het ermee eens of oneens zijn.

Slide 12 - Tekstslide

p.86, opdracht 2, nummer 4
In het staafdiagram kun je lezen dat de volgende groepen even vaak naar de bios gaan:
timer
0:30
A
6-11 jaar en 12-15 jaar
B
12-15 jaar en 24-29 jaar
C
30-39 jaar en 40-54 jaar
D
40-54 jaar en 55-64 jaar

Slide 13 - Quizvraag

p.86, opdracht 2, nummer 5
Wat betekent 'bezoekfrequentie'?
timer
1:00

Slide 14 - Open vraag

p.86, opdracht 2, nummer 6
In tekst 1 staan alleen feiten.

Slide 15 - Tekstslide

p.86, opdracht 2, nummer 7
tekst 2
Volgens de schrijver van tekst 2 vinden veel mensen het gezellig om naar de bios te gaan.

Slide 16 - Tekstslide

p.86, opdracht 2, nummer 8
Nee, de schrijver vindt naar de bioscoop gaan niet gezellig.
de gegeven argumenten:
- Je gaat naar de bios om een film te kijken, niet om bij te kletsen.
- Je hebt te weinig tijd om te kletsen, want er is niet altijd een pauze.
niet leuk om naar de film te gaan:
- de storing van mensen die zitten te kletsen
- de irritatie van mensen die voorspellen wat er gaat gebeuren

Slide 17 - Tekstslide

p.86, opdracht 2, nummer 9
Ik ben het wel/niet eens met de schrijver, omdat ....
timer
2:00

Slide 18 - Open vraag

p.86, opdracht 2, nummer 10
Tekst 2 bevat vooral
timer
0:30
A
feiten
B
meningen

Slide 19 - Quizvraag

huiswerk voor de volgende les
Leer p. 85-87.

Maak p.87-90. (denk aan de wdl op BB.)

We gaan de opdrachten alleen bespreken indien er genoeg studenten zijn die ze gemaakt hebben. Help je klasgenoten en maak de opdrachten van te voren.

Slide 20 - Tekstslide

p.87, opdracht 3, bij tekst 3
1. De voordelen van zuivel zijn:

d. Het levert een grote bijdrage aan de inname van onmisbare stoffen.

2. De eerste helft van de tekst noemt geen nadelen.
(Het is dus waarschijnlijk geen informatieve tekst.)

Slide 21 - Tekstslide

p.87, opdracht 3, nummer 3
De tekst onder het kopje 'Optimel' is
timer
0:30
A
positief
B
negatief
C
neutraal
D
onbegrijpelijk

Slide 22 - Quizvraag

p.87, opdracht 3, nummer 4
woorden waaraan ik kan zien dat de tekst positief over Optimel is:

gezond / gezonde levensstijl
lekker
goede voedingsstoffen

Slide 23 - Tekstslide

p.87, opdracht 3, nummer 5

De schrijver wil ons vooral overtuigen en overhalen, want hij schrijft alleen over Optimel.
want hij noemt alleen positieve dingen.
want hij heeft een grote foto van Optimel-product naast zijn tekst geplaatst.
bron:
www. optimel.nl    >>>> reclame

Slide 24 - Tekstslide

p.88-89, opdracht 4 bij tekst 4
Welke antwoordletters zijn goed
bij nummer 1 en 2?
timer
0:30
A
A, A
B
A, C
C
A, B
D
C, C

Slide 25 - Quizvraag

p.88-89, opdracht 4 bij tekst 4, nummer 3
Tekst 4, alinea 2 bevat de volgende mening:

Vooral doordeweeks is dat flink aanpoten, ...

Slide 26 - Tekstslide

p.88, opdracht 4, nummer 4   Sleep het antwoord.
A. Y traint zeven dagen .... dag.
B. Yasemin traint alleen in het water.
C. Y heeft een diploma in communicatie.
D. Y werkt nu ...... Zwolle.
waar
niet waar

Slide 27 - Sleepvraag

p.89, opdracht 4, nummer 5
Twee redenen van Yasemin om samen te trainen:
- Je maakt elkaar beter.
- Het is leuk.

Slide 28 - Tekstslide

p.89, opdracht 4, nummer 6
Geef je mening. Trainen doe ik graag ...
alleen
samen

Slide 29 - Poll

p.89, opdracht 4, nummer 7
Wat is het belangrijkste doel van tekst 4?
timer
0:30
A
informeren
B
uitleggen
C
overtuigen

Slide 30 - Quizvraag

p.89, opdracht 5 Woordenschat
inventarisatie:
Heb je alle oefen-woorden onderstreept in de tekst?
- huidige      (alinea 1)
- hechte       (alinea 4)
- essentieel  (alinea 4)
- onderlinge (alinea 5)      >>>

Slide 31 - Tekstslide

p.89, opdracht 5 Woordenschat
nummer 1
Onderstrepen van woorden in een tekst zorgt ervoor dat je de context bekijkt. Daardoor wordt het makkelijker om de betekenis van onbekende woorden af te leiden.
Het is dus heel belangrijk dat je de woorden onderstreept hebt!

Slide 32 - Tekstslide

p.89-90, opdracht 5 Woordenschat, nummer 2
'raad met behulp van' betekent hier 'leid af uit'                                                               afleiden uit

huidig - dit, deze, van nu
hecht  - stevig, hoort echt bij elkaar
essentieel - super belangrijk, je kan niet zonder
onderling - met elkaar, tegen elkaar

Slide 33 - Tekstslide

het bijvoeglijk naamwoord (zie ook boek B p.165)
Een bijvoeglijk naamwoord wordt bij een zelfstandig naamwoord gevoegd.
voorbeelden
de bejaarde bewoner           een bejaarde bewoner
de gehandicapte peuter       een gehandicapte peuter
het enthousiaste meisje       een enthousiast  meisje
het gewonde kind                een gewond  kind

Slide 34 - Tekstslide

het bijvoeglijk naamwoord 
na de werkwoorden 'zijn' en 'worden'
de bejaarde bewoner                                   
Deze bewoner zegt: 'Ik ben bejaard_.' 
de gehandicapte peuters 
Deze peuters zijn gehandicapt_.
het enthousiaste meisje 
Dit meisje wordt enthousiast_.
het gewonde kind 
Dit kind is gewond_.
ik ben
jij bent
zij is
hij is

wij zijn
jullie zijn
zij zijn
ik word
jij wordt
zij wordt
hij wordt

wij worden
jullie worden
zij worden

Slide 35 - Tekstslide

p.90, opdracht 5, nummer 3 en 4
Type de bijvoeglijk naamwoorden van 3 en 4.
Gebruik een 'enter' na het eerste woord.
timer
1:00

Slide 36 - Open vraag

p.90, opdracht 5, nummer 5 en 6
Type de juiste bijvoeglijk naamwoorden.
Gebruik een 'enter' na het eerste woord.
timer
1:00

Slide 37 - Open vraag

p.90, opdracht 5, nummer 7
Welke eigenschap is essentieel voor het beoefenen van jouw toekomstige beroep?
timer
1:00

Slide 38 - Open vraag

p.90, opdracht 5, nummer 8-10
voorbeelden
8. Wij hebben elkaars werk met aandacht beoordeeld.
Wij hebben elkaars mening gerespecteerd.
9. Ik heb een hechte band met mijn oude tante.
Ik voel me erg betrokken bij mijn invalide vriend.
10. Ik voel me momenteel erg somber vanwege de oorlogen overal in de wereld.
Ik ben blij, omdat mijn neef geslaagd is voor zijn examen.

Slide 39 - Tekstslide

p.90, opdracht 5, nummer 11 en 12
voorbeelden
11. Ik zou liever onderling de taken verdelen, want dan kan iedereen zijn capaciteiten inzetten.
Ik zou liever zelf alles maken, want dan weet ik zeker dat het zo goed mogelijk gebeurt.
12. Ik zou liever mijn huidige rooster behouden, want ik ben nu gewend aan dit ritme.
Ik zou liever een ander rooster krijgen, want ik heb nu op woensdag een veel te lange dag.

Slide 40 - Tekstslide

p.90, opdracht 5, nummer 13 en 14
voorbeelden
13. Ik zou liever alle essentiële info aangeleverd krijgen, want dan kan ik niets missen.
Ik zou liever zelf uitzoeken hoe iets in elkaar zit, want dan kan ik er meer van leren.
14. Ik zou liever een hechte vriendschap hebben met een paar mensen, want dan heb ik voor iedereen tijd.
Ik zou liever veel verschillende kennissen hebben, want ik houd van variatie.

Slide 41 - Tekstslide