Argumenteren (les 1)

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Marokkanen die vernielingen aanbrengen op straat na de overwinning van Marokko op België, moeten het land uitgezet worden.

Slide 2 - Tekstslide

Een feit is subjectief.
Juist
Fout
Soms wel, soms niet

Slide 3 - Poll

Is er een verschil tussen een standpunt en een mening?
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

Een standpunt gebaseerd op feiten is...
altijd objectief
soms objectief
nooit objectief

Slide 5 - Poll

Herhaling
  • Een feit: iets waarvan de werkelijkheid vast staat
    --> controleerbaar, objectief
  • Een mening: wat je van iets vindt, hoe je over iets denkt
    --> niet controleerbaar, subjectief
  • Een standpunt: mening met argumenten (vaak binnen een debat of discussie)

Slide 6 - Tekstslide

Soorten standpunten
  • Feitelijke standpunten: een gebeuren, een verschijnsel
  • Verklarende standpunten: een oorzaak of redengevend verband tussen twee of meer verschijnselen.
  • Evaluerende standpunten: spreken een oordeel uit. 
  • Adviserende / directieve standpunten: roepen op tot een welbepaalde handeling.

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijk standpunt
Verklarend standpunt
Evaluerend standpunt
Adviserend / directief standpunt
In Brussel spreken meer en meer mensen Nederlands.
Door het stijgend aantal vluchtelingen worden onze straten onveiliger voor vrouwen.
Vrouwen zijn niet capabel om in de bouw te werken.
We moeten voor meer representatie zorgen binnen het lerarenkorps.
Mensen in de zorg moeten beter betaald worden.

Slide 8 - Sleepvraag

  1. Feitelijk standpunt: In Brussel spreken meer en meer mensen Nederlands.
  2. Verklarend standpunt: Door het stijgend aantal vluchtelingen worden onze straten onveiliger voor vrouwen.
  3.  Evaluerend standpunt: Vrouwen zijn niet capabel om in de bouw te werken.
  4. Adviserend / directief standpunt: We moeten voor meer representatie zorgen binnen het lerarenkorps.

Slide 9 - Tekstslide

Syllogisme
Alle mensen zijn sterfelijk.

Socrates is een mens.

Dus: ____________________________________

Slide 10 - Tekstslide

Alle miljonairs zijn dom.
Sommige miljonairs zijn gelukkig.
Dus:
A
Alle domme mensen zijn rijk.
B
Alle miljonairs zijn gelukkig.
C
Sommige domme mensen zijn gelukkig.
D
Geen enkele domme persoon is gelukkig.

Slide 11 - Quizvraag

Alle mensen die geboren zijn na 2006 zijn gsm-verslaafd.
Mijn mama is gsm-verslaafd.
Dus mijn mama is geboren na 2006.
Waar zit de redeneerfout?

Slide 12 - Open vraag

Nour is niet thuis,
want ze neemt de telefoon niet op.
Wat ontbreekt er in dit syllogisme?

Slide 13 - Open vraag

Geef de verborgen minor in dit vooroordeel:
Alle Syriërs zijn terroristen,
want het zijn moslims.

Slide 14 - Woordweb

Geef de verborgen minor in dit vooroordeel:
De apenpokken en HIV zijn heel besmettelijk,
dus alle homoseksuelen moeten uit mijn buurt blijven.

Slide 15 - Woordweb

Als je anticonceptie gebruikt, kan je zeker niet zwanger worden.
Alle jongeren hebben toegang tot anticonceptie.
Jongeren zouden niet zwanger mogen worden.
Wat klopt er niet?

Slide 16 - Open vraag