B&F, Begrijpend lezen, week 3, A Schaken wordt steeds populairder
Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip
Titel: Schaken wordt steeds populairder
Niveau: A
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 6,7
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip
Titel: Schaken wordt steeds populairder
Niveau: A
Slide 1 - Tekstslide
Voorkennis activeren
De titel van de tekst is:
Schaken wordt steeds populairder
Wat weet jij hier al van?
Laat het weten op de volgende pagina!
Slide 2 - Tekstslide
Schaken
Slide 3 - Woordweb
Doel van de les
Strategie: Vragen stellen
Geheugensteuntje
Slide 4 - Tekstslide
Uitleg: vragen stellen
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Je hebt al naar de tekst gekeken. Welke vraag heb je voor het lezen?
Slide 7 - Open vraag
Inleiding
Printscreen inleiding
Slide 8 - Tekstslide
Sleutelvraag: Over welk nieuws gaat de inleiding?
Slide 9 - Open vraag
Eigen vraag bij de inleiding:
Slide 10 - Open vraag
In regel 5-6 staat: Door de serie hebben veel mensen het bordspel weer 'voor de dag gehaald.' Wat betekent 'voor de dag gehaald'?
A
Je iets herinneren van vroeger
B
Ontdekken hoe iets werkt
C
tevoorschijn halen, erbij pakken
Slide 11 - Quizvraag
Het schaakspel
Slide 12 - Tekstslide
Sleutelvraag: Wat ben je te weten gekomen over het schaakspel? Noem 4 dingen.
Slide 13 - Open vraag
Eigen vraag bij 'Het schaakspel':
Slide 14 - Open vraag
Welke vraag wordt in het stukje 'het schaakspel' beantwoord?
A
Hoe ziet een schaakbord eruit?
B
Waar en wanneer is het schaakspel uitgevonden?
C
Wat is de bedoeling van het schaakspel?
Slide 15 - Quizvraag
Schaken is voor iedereen
Slide 16 - Tekstslide
Sleutelvraag: Waarom noemt de schrijver schaken een spel voor iedereen? Noem 2 dingen.
Slide 17 - Open vraag
Sleutelvraag: Tegen wie kun je een potje online schaak spelen? Noem 3 mogelijkheden.
Slide 18 - Open vraag
Eigen vraag bij 'Schaken is voor iedereen':
Slide 19 - Open vraag
Wereldkampioen
Slide 20 - Tekstslide
Sleutelvraag: Wat doet Eline om zo goed te zijn in schaken? Noem 4 dingen.
Slide 21 - Open vraag
Eigen vraag bij 'wereldkampioen':
Slide 22 - Open vraag
In het stukje 'wereldkampioen' lees je over Eline. Zij won als eerste Nederlander op het WK schaken voor de jeugd. Lees onderstaande zinnen. Wat zou gezegd kunnen zijn door Eline?
A
'Het is bijzonder dat ik heb gewonnen, want ik heb pas kort geleden leren schaken. '
B
'Ik ben heel blij dat ik heb gewonnen. Mijn schaakleraar was ook heel trots op mij.'
C
'Ik blijf hard oefenen met schaken, want ik wil heel graag een keer wereldkampioen worden.'
Slide 23 - Quizvraag
Waarom speelt Eline wel eens partijen van goede schakers na?
A
Dan kan ze toch schaken, ook als niemand is om tegen te schaken.
B
Ze leert zo wat andere spelers doen en kan dat dan ook uitproberen.
C
Zo kan ze ook een potje schaken spelen tegen mensen die ze niet kent.
Slide 24 - Quizvraag
In regel 31-32 staat: 'en dat kun je oefenen.' Waarnaar verwijst 'dat'?
A
Het naspelen van partijen (regel 28)
B
Slim zijn (regel 30)
C
Bedenken waar je je schaakstukken neer moet zetten (regel 31)
Slide 25 - Quizvraag
Schaken op school
Slide 26 - Tekstslide
Sleutelvraag: Wat is er goed aan om te schaken op school? Kies de 3 goede antwoorden.
Slide 27 - Open vraag
Eigen vraag bij 'Schaken op school':
Slide 28 - Open vraag
Kun jij schaken?
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quizvraag
Vind je schaken leuk? Zo ja, wat vind je er zo leuk aan?