totale wrijvingskracht is 50 N. Hoe groot is je trapkracht?
C 50 N, want nettokracht is nul bij constante snelheid
Slide 4 - Tekstslide
vraag 76
wat gebeurt er met de luchtweerstand als je harder trapt?
A ; wordt groter
Slide 5 - Tekstslide
vraag 77 waar of niet waar
a. een regendruppel valt met een constante snelheid, omdat er zwaartekracht opwerkt.
niet waar: er moet ook een tegenwerkende kracht zijn voor een constante snelheid
Slide 6 - Tekstslide
vraag 77
b. om een voorwerp te versenllen is een nettokracht nodig.
waar, de nettokracht mag niet nul zijn
c. op een voorwerp met constante snelheid werkt een nettokracht in de bewegingsrichting
niet waar, nettokracht is nul bij constante snelheid
Slide 7 - Tekstslide
vraag 78
kogel door een citroen.
a. leg uit hoe de snelheid van de kogel binnen de citroen veranderd.
snelheid vertraagd door wrijving
Slide 8 - Tekstslide
vraag 78
b. in welke richting werkt de kracht op de kogel in de citroen?
in de richting die de kogel aflegt
c. werkt er ook een kracht op de citroen?
ja, zwaartekracht en de kracht van de kogel in de richting van de kogel
Slide 9 - Tekstslide
vraag 79
parachutist van 80 kg springt uit vliegtuig.
a. bereken de nettokracht bij het springen uit het vliegtuig
80 kg x 10 N = 800 N ( is de zwaartekracht)
b. leg uit hoe de nettokracht bij grotere snelheid verandert.
Bij een grotere luchtwrijving wordt de nettokracht kleiner, want de zwaartekracht blijft gelijk.
Slide 10 - Tekstslide
vraag 79
c. Hoe ontstaat uiteindelijk een constante snelheid?
Uiteindelijk worden de wrijvingskracht en de zwaartekracht even groot, zodat de snelheid constant wordt.
d. Hoe groot is de nettokracht bij constante snelheid
0 N
Slide 11 - Tekstslide
vraag 79
e. is de eindsnelheid groter, kleiner of even groot bij een duosprong?
Bij een grotere massa is de zwaartekracht groter en zal de eindsnelheid groter zijn.
Slide 12 - Tekstslide
vraag 80
a. welke krachten werken er op een vallende regendruppen?
de zwaartekracht en de luchtwrijving
b. waardoor worden die krachten even groot?
begin is zwaartekracht groter dan de luchtwrijving. Uiteindelijk even groot, want de druppel krijgt een constante snelheid.
Slide 13 - Tekstslide
vraag 81
voorwerp valt van grote hoogte.
a. waarom is het aan het begin een versnelde beweging?
In het begin werkt alleen de zwaartekracht. Bij een kleine snelheid is er nog nauwelijks luchtwrijving. Het voorwerp valt dan versneld.
Slide 14 - Tekstslide
vraag 81
b. waarom neemt de versnelling af en wordt deze zelfs nul?
Naarmate de druppel sneller valt, neemt de luchtwrijving toe. Bij een bepaalde snelheid is die gelijk geworden aan de zwaartekracht. De nettokracht is dan nul: er is geen versnelling meer.
Slide 15 - Tekstslide
vraag 81
c. diagram van snelheid uitgezet tegen de tijd in de lucht
en d. diagram van snelheid uitgezet tegen de tijd in het luchtledige
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
op een gladde weg
Slide 18 - Tekstslide
hoe ga je een bocht door?
Slide 19 - Tekstslide
waarom is bij het baanwielrennen de baan schuin?
Slide 20 - Tekstslide
waarom wordt je naar buiten geduwd?
Slide 21 - Tekstslide
in een baan om de .......
Slide 22 - Tekstslide
opdracht
wat: lees blz 168 en maak opgave 82 tm 86
Hoe: zelfstandig
Hulp: docent en boek
Tijd: tot einde les
Klaar: leer de begrippen van hoofdstuk 4 vanuit de ELO