H4.4 Verdiepen

H 4.4 Verdiepen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H 4.4 Verdiepen

Slide 1 - Tekstslide

leerdoel
ik kan aangeven hoe krachten werken in een bocht

Slide 2 - Tekstslide

leeractiviteiten
doornemen antwoorden vorige les
uitleg krachten in een bocht
maken opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

vraag 75
  • je fietst met constante snelheid. 
  • totale wrijvingskracht is 50 N. Hoe groot is je trapkracht?
  • C 50 N, want nettokracht is nul bij constante snelheid

Slide 4 - Tekstslide

vraag 76
  • wat gebeurt er met de luchtweerstand als je harder trapt?
  • A ; wordt groter

Slide 5 - Tekstslide

vraag 77 waar of niet waar
  • a. een regendruppel valt met een constante snelheid, omdat er zwaartekracht opwerkt.
  • niet waar: er moet ook een tegenwerkende kracht zijn voor een constante snelheid

Slide 6 - Tekstslide

vraag 77
  • b. om een voorwerp te versenllen is een nettokracht nodig.
  • waar, de nettokracht mag niet nul zijn
  • c. op een voorwerp met constante snelheid werkt een nettokracht in de bewegingsrichting
  • niet waar, nettokracht is nul bij constante snelheid

Slide 7 - Tekstslide

vraag 78
  • kogel door een citroen. 
  • a. leg uit hoe de snelheid van de kogel binnen de citroen veranderd.
  • snelheid vertraagd door wrijving

Slide 8 - Tekstslide

vraag 78
  • b. in welke richting werkt de kracht op de kogel in de citroen?
  • in de richting die de kogel aflegt
  • c. werkt er ook een kracht op de citroen?
  • ja, zwaartekracht en de kracht van de kogel in de richting van de kogel

Slide 9 - Tekstslide

vraag 79
  • parachutist van 80 kg springt uit vliegtuig.
  • a. bereken de nettokracht bij het springen uit het vliegtuig
  • 80 kg x 10 N = 800 N ( is de zwaartekracht)
  • b. leg uit hoe de nettokracht bij grotere snelheid verandert.
  • Bij een grotere luchtwrijving wordt de nettokracht kleiner, want de zwaartekracht blijft gelijk.

Slide 10 - Tekstslide

vraag 79
  • c. Hoe ontstaat uiteindelijk een constante snelheid?
  • Uiteindelijk worden de wrijvingskracht en de zwaartekracht even groot, zodat de snelheid constant wordt. 
  • d. Hoe groot is de nettokracht bij constante snelheid
  • 0 N

Slide 11 - Tekstslide

vraag 79
  • e. is de eindsnelheid groter, kleiner of even groot bij een duosprong?
  • Bij een grotere massa is de zwaartekracht groter en zal de eindsnelheid groter zijn.

Slide 12 - Tekstslide

vraag 80
  • a. welke krachten werken er op een vallende regendruppen?
  • de zwaartekracht en de luchtwrijving
  • b. waardoor worden die krachten even groot?
  • begin is zwaartekracht groter  dan de luchtwrijving. Uiteindelijk even groot, want de druppel krijgt een constante snelheid. 

Slide 13 - Tekstslide

vraag 81
  • voorwerp valt van grote hoogte.
  • a. waarom is het aan het begin een versnelde beweging?
  • In het begin werkt alleen de zwaartekracht. Bij een kleine snelheid is er nog nauwelijks luchtwrijving. Het voorwerp valt dan versneld.

Slide 14 - Tekstslide

vraag 81
  • b. waarom neemt de versnelling af en wordt deze zelfs nul?
  • Naarmate de druppel sneller valt, neemt de luchtwrijving toe. Bij een bepaalde snelheid is die gelijk geworden aan de zwaartekracht. De nettokracht is dan nul: er is geen versnelling meer.

Slide 15 - Tekstslide

vraag 81
  • c. diagram van snelheid uitgezet tegen de tijd in de lucht
  • en d. diagram van snelheid uitgezet tegen de tijd in het luchtledige

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

op een gladde weg

Slide 18 - Tekstslide

hoe ga je een bocht door?

Slide 19 - Tekstslide

waarom is bij het baanwielrennen de baan schuin?

Slide 20 - Tekstslide

waarom wordt je naar buiten geduwd?

Slide 21 - Tekstslide

in een baan om de .......

Slide 22 - Tekstslide

opdracht
wat: lees blz 168 en maak opgave 82 tm 86 
Hoe: zelfstandig
Hulp: docent en boek
Tijd: tot einde les
Klaar: leer de begrippen van hoofdstuk 4 vanuit de ELO

Slide 23 - Tekstslide